Deze column sprak ik – buiten adem vanwege een verkoudheid, o ironie – uit tijdens de presentatie van de tweede editie van het tijdschrift O, Wonder! van Colette Olof op 8 maart 2018 in het Compagnietheater in Amsterdam. ‘Sounds like silence’ was een heerlijk meanderende avond over de geluiden van de stilte, met onder meer een half gelypsinct gedicht van Gershwin Bonevacia, een live uitgevoerd nieuw muziekstuk van componist Merlijn Twaalfhoven, een nagelbijtend college van socioloog Ruben Jacobs en de vooraankondiging van wat volgens mij een geweldige film van geluidskunstenaar Justin Bennett wordt. Ik had het ondanks mijn ademnood erg naar mijn zin.
De adem van een ander
De stilte van een krijsende baby. Ik wist niet wat ik hoorde toen ik die voor het eerst meemaakte. Ik keek naar een van woede rood aangelopen, onbeheersbaar schreeuwend kind – mijn kind, al was ik daar op dat moment niet zo zeker van –, naar de wijd opengesperde mond, de dichtgeknepen ogen, de bolle wangen zonder tranen, want baby’s hebben de eerste maanden het vermogen om zonder tranen te huilen, wat ze net zo fascinerend als angstaanjagend maakt, en hoe graag ik mijn oren ook wilde beschermen tegen de muur van geluid die elke gedachte onmogelijk maakte, het lukte niet, ik stond als aan de grond genageld naar dat erbarmelijk kermende wurm – mijn wurm – te kijken en dacht dat ik gek werd.
En toen was daar ineens die stilte. Na een gierende ademteug, die klonk alsof er een cassettebandje werd teruggespoeld, was het plotseling geluidsluw. En één, misschien twee seconden lang was ik uitermate opgelucht. Mijn trommelvliezen waren gestopt met trillen, ik knipperde met mijn ogen, ik kon weer nadenken. En dat deed ik ook, ik dacht: wat is het stil. Ik dacht: wat duurt die stilte ongelooflijk lang. Ik telde drie, vier, vijf seconden, zes, zeven, en in die korte tijd, die wel een halfuur leek te duren, wilde ik alleen maar dat mijn kind weer begon met schreeuwen. Ik keek naar haar rood aangelopen gezichtje, dat in een soort gekke pauzestand leek te staan – achteraf wist ik dat dit een soort oplaadmoment was, de spreekwoordelijke stilte voor de storm of, wat veel beter klinkt in deze tijd: de stilte voor de ‘chime’, dat bekende opstartgeluid van Apple, waarna je weet: nu komt alles goed, ik kan het internet weer op. Nog nooit had die stilte zo oorverdovend hard geklonken.
Ik moest eraan denken toen ik Adem Sculptuur van Marinus Boezem hoorde, een geluidsopname waarop je de kunstenaar ruim twee minuten lang hoort ademen en soms hoort stokken. Nu moet ik eerst even iets zeggen en dat is dat ik er helemaal niet tegen kan wanneer ik andere mensen hoor ademen. De ademhaling van een ander, en zeker het ritme ervan, is voor mij niet te doen. Dat komt omdat ik automatisch ga mee-ademen. En dat gaat niet. Daarmee verloochen ik mijn eigen ademhaling, mijn eigen ritme, dat wat me al bijna 41 jaar staande houdt op deze wereld. Ik heb het weleens geprobeerd tijdens een yogales: om net zo rustig en gelijkmatig te ademen als de yogameester, of hoe heet zo iemand, maar het ging gewoon niet, je kunt niet morrelen aan je eigen ademtempo. Het gevolg is dat ik binnen tien seconden buiten adem ben. Probeer het maar eens, ik overdrijf niet. Gedwongen mee-ademen met iemand anders zou een geweldige martelmethode zijn.
Het is natuurlijk níets, zo’n ademhaling. Het is lucht, het is tócht, zoals Ronald Goedemond zou zeggen. Toch neemt adem ruimte in. Dat had Marinus Boezem goed begrepen. Zoals de condensstrepen uit een vliegtuigje een kunstwerk kunnen zijn, zo kan iets vluchtigs als adem ineens iets heel concreets zijn, iets wat tussen twee mensen ín kan staan, als een muur of een hekje.
Ik dacht aan – vergeeft u mij: deze column is een aaneenschakeling van losse associaties die te maken hebben met adem of met stilte of met allebei; dat komt omdat ik ‘m schreef toen ik ziek was en ik happend naar adem en woorden zocht, maar wees gerust, in principe kom ik altijd ergens uit – ik dacht dus aan het Japanse woordje ‘ma’, dat staat voor de ruimte tussen twee mensen in, ook wel de ‘negatieve ruimte’. Een soort niets dat er wel gewoon ís, je kunt het met een liniaal meten. En zodra die twee mensen van elkaar weglopen, lost die negatieve ruimte op, dan verdwijnt ze in de rest van de ruimte. En dan is het niets meer.
Dat geldt ook voor stilte. De ruimte tussen twee ademteugen in, die je stilte zou kunnen noemen vanwege de afwezigheid van geluid, bestáát. Ze is hoorbaar en voelbaar, zoals de stilte tijdens de jaarlijkse Dodenherdenking, de bekendste stilte die we kennen. Je kunt haar snijden, wanneer twee boze mensen een tijdlang tegen elkaar zwijgen. Stilte kan gespannen zijn of verwarrend, vertwijfeld of sereen.
‘Ssshhhhht,’ zegt mijn echtgenoot, wanneer de kinderen uit logeren zijn en het huis dagenlang van ons is. ‘Hoor je dat?’
Stilte is dat wat je kunt horen tussen twee geluiden in. Stilte is altijd benoembaar, omdat het eerst niet stil was en je nu zit te wachten op het geluid dat zo meteen komt. Stilte bestaat bij gratie van geluid. Zou ze langer duren, die stilte, zou ze eeuwig duren, zou er geen geluid meer ná komen, dan zouden we die stilte geen stilte noemen, dan was het gewoon de stand van zaken.
De pauze die Marinus Boezem inlast tussen het moment dat hij heeft ingeademd en het moment dat hij de lucht weer laat lopen, dat is de witregel in het gedicht. Daar staan geen woorden, maar er wordt wel heel wat gezegd. Die witregel hoort bij het gedicht, net als de ruimte tussen het kunstwerk en de kijker in bij het kunstwerk hoort.
Dit zou een mooi moment zijn om een veelbetekenende stilte te laten vallen, zo een waarvan u denkt: aaaah, ze heeft net iets heel diepzinnigs gezegd en ik heb het verdorie gemist. Maar dat is een retorisch trucje, daar doe ik niet aan.
Er schoot me nog iets te binnen bij het luisteren naar Boezems ademsculptuur. Dat was het schaap. Het schaap uit de film Arm Schaap van kunstenaar Jeroen Eisinga. Die filmde in 1997 een schaap dat in een weiland op zijn, of haar, dat kan ik niet zien, rug ligt. En iedereen weet dat een schaap dat op zijn, of haar, rug ligt, zelf niet overeind kan komen en doodgaat, als u dit niet weet heeft u de laatste jaren geen artikelen over schapen gelezen, want in elk artikel over schapen wordt dit erbij gehaald. Afijn, dat schaap ligt daar amechtig te hijgen en te steunen, de poten steken wanhopig stakerig de lucht in.
De eerste keer dat ik die film zag, kon ik niet nadenken. Hij duurt vijf minuten maar dat is meer dan genoeg. Spaans benauwd kreeg ik het, alsof iemand op mijn borstkas was gaan zitten. Ik kon alleen machteloos kijken, naar die kwetsbare buik die met elke reutelende ademteug op en neer ging, die lieve snuit, die natte neus en die ogen, die tijdens die ellenlange vijf minuten soms open maar meestal dicht waren. Ik voelde de paniek door mijn lijf gieren.
U snapt: ik was gaan mee-ademen. En de stiltes tussen de ademhalingen werden steeds onregelmatiger. Ik kon plakjes snijden van die stiltes.
Het helpt als ik me voorstel dat dat schaap een ademgedicht voor me opzei, rustig op zijn rug in de wei. Een gedicht waarin dat schaap soms een stilte liet vallen, zodat ik een beetje kon nadenken over de vorige ademtocht, en benieuwd kon zijn naar de volgende. Net als mijn dochter destijds. Haar adempauze was de rust in een liedje dat ze voor me zong, een beetje hard, maar wat geeft dat. Als er maar altijd iets achteraankomt.
Ik hield een beetje mijn adem in toen ik dit las. En nu wil ik dus ook weten of het goed gekomen is met dat schaap. Of dat de filmmaker het gewoon al filmend dood heeft laten gaan.
Greetje
Is goed gekomen, hoor!
Pingback: Naar de wortels van de crisis. Gesprek met Li An Phoa | The Aubergine Coat