Dit stuk schreef ik alweer drie jaar geleden. Het verscheen in de tweede editie van O, Wonder!, tijdschrift voor ‘green culture’, opgericht door culturele duizendpoot, wereldverbeteraar, woordverhaspelaar en goede vriendin Colette Olof. O, Wonder! was veel meer dan een tijdschrift; het was een fris nieuw platform, een tintelend treffen van gelijkgestemden, en het had een wereldwijde beweging moeten worden die de aarde zou redden van de ondergang met behulp van groene kunst, cultuur en wetenschap, ware het niet dat er voor die nobele taak doorgaans zo weinig subsidie beschikbaar is. Na twee edities van het tijdschrift en een mooie avond met muziek, film, wetenschap en gesproken woord in het Amsterdamse Compagnietheater moest Colette helaas de stekker uit haar initiatief trekken. Maar ik ken haar langer dan vandaag en daarom weet ik: O, Wonder! leeft voort in haar en komt op een dag weer tot bloei.
Voor O, Wonder! #2 Sounds like silence sprak ik in november 2017 met Li An Phoa. Dat was niet mijn idee, ik had destijds nog nooit van Li An Phoa gehoord. Colette uiteraard wel. Die wist dat zij iemand is die verandering teweeg kan brengen in de manier waarop we met z’n allen leven op deze aarde. Mijn gesprek met Phoa was wonderlijk en verwarrend en inspirerend; ze heeft die dag ramen in mijn hoofd opengezet. Sindsdien volg ik wat ze doet (onder meer hier en hier) op de voet. Misschien is het binnenkort tijd voor een nieuw gesprek.
Kaukasische bladspinazie, ja natuurlijk. Dat is ook een gespreksonderwerp. Zeker wanneer je met bedrijfskundige/filosoof/ecoloog Li An Phoa in de gietregen door de Amsterdamse Hortus Botanicus loopt. Op de een of andere manier is het dan helemaal niet vreemd om het over Kaukasische bladspinazie te hebben – of nou ja, om vooral Phoa enthousiast te horen vertellen over de keer dat ze in het noorden van Zweden iets lekkers proefde, wat dus Kaukasische bladspinazie bleek te zijn, en dat ze toen prompt naar de Kaukasus reisde om daar in de bergen dat frisse plantje te zoeken en de zaden mee naar huis te nemen. Wat, niet verbazingwekkend, nog lukte ook. In die magische, verregende Hortus, waar verlate kiwi’s aan de bomen hangen en beslagen kassen tropische palmbomen onderdak verlenen, lijkt dat allemaal compleet vanzelfsprekend.
Is het niet. Het is zelfs oorflapperend uitzonderlijk. Maar het avontuur past wel naadloos in het levensverhaal van Li An Phoa (37), zoals ze dat net boven een broodje in het café heeft zitten vertellen, in een behoorlijk moordend tempo en met een flinke scheut coulance voor haar gesprekpartner die soms wat moeite heeft om alles te volgen.
In de wereld van Phoa gaat alles net een tikkie anders. Zo was een val tijdens het rolschaatsen in Parijs, waar ze op achttienjarige leeftijd filosofie wilde gaan studeren aan de Sorbonne, de aanleiding om zichzelf af te vragen of dit nu echt was wat ze wilde en wat nu eigenlijk het huidige paradigma was dat de wereld deed draaien. En terwijl ondergetekende zich nog vertwijfeld afvraagt hoe je dat eigenlijk doet, rolschaatsen in die drukke wereldstad, geeft Phoa al het antwoord dat ze destijds op die laatste vraag bedacht: onze wereldwijde economie, het meest succesvolle systeem aller tijden en tegelijkertijd het meest destructieve. Ze vroeg zich af hoe dat zo gekomen was en vooral: wat ze ervan kon leren. En ze besloot ter plekke bedrijfskunde te gaan studeren in Rotterdam. Een jaar later zou ze aan filosofie beginnen, eerst in Rotterdam, daarna in Amsterdam, en nog weer later aan holistische ecologie in Devon, Engeland.





Was dat het begin van haar carrière als holistische systeemdenker, als duurzaamheidsbedrijfskundige, wilderniservaringsdeskundige, universiteitsdocent, onderzoeker en oprichter van Spring College, waar cursussen in de openlucht worden gegeven? Officieel misschien wel. Want vanaf dat moment ging Phoa, die overigens al meer dan tien jaar een zwervend bestaan leidt (waarover zo meer), zich actief bezighouden met wat ze nu nog altijd doet: het proactief (en inmiddels ook in opdracht) bevragen van bedrijven en ngo’s en het zoeken naar oplossingen voor wereldwijde vervuiling en ongelijkheid tussen mensen vanuit een gezamenlijk en positief perspectief. Maar eigenlijk zat dat er altijd al in.
Als puber boog ze zich al als een medewerker van Keuringsdienst van Waarde avant la lettre over de pindakaaspot om het consumentennummer te bellen. ‘Wat is jullie milieu- en klimaatbeleid?’ vroeg ze dan. Meestal wist degene aan de andere kant van de lijn het antwoord niet en dan vroeg de vijftienjarige monter of er misschien een aantekening kon worden gemaakt. ‘Dan wist ik: nu stáát het tenminste ergens,’ zegt ze. ‘Als kind was ik al een denker. Ik stelde alleen maar vragen: waar komt het water uit de kraan vandaan, waar gaat het naartoe wanneer je de wc doortrekt, wie betaalt voor het licht? En ik was erg met mensen bezig, schreef werkstukken over Moeder Theresa, Martin Luther King en inheemsen.’
Als kind van twee fysiotherapeuten, van wie de een, haar vader, ook acupuncturist is, leerde ze vroeg dat de plek waar problemen de kop opsteken vaak niet de plek is die behandeling behoeft. Bij hoofdpijn kan de werking van de oren en de voeten, om maar wat te noemen, net zo belangrijk zijn.
‘Toen ik bedrijfskunde ging studeren in 1999 merkte ik dat veel wereldwijde ngo’s slechts op één probleem gericht waren. Ze concentreerden zich bijvoorbeeld alleen maar op mensenrechten in bepaalde gebieden en negeerden de illegale boskap, terwijl die had bijgedragen aan de armoede. Ze keken alleen naar de symptomen en zagen de verbinding tussen de verschillende omstandigheden niet. Ze gingen niet naar de wortels van de crisis.’
Wortels. Toverwoord. Phoa’s manier van denken vindt haar oorsprong in de natuur. Daar is rechtlijnigheid niet te vinden; alles kronkelt en meandert er, vertakt zich en gaat onderlinge verbindingen aan, als het wortelstelsel van een boom. ‘Ik vind dat een veel realistischer vorm van hoe de dingen zijn’, zegt ze. ‘We zijn geneigd in termen van oorzaak en gevolg te denken, we willen een rechte lijn trekken van het probleem naar de dader. Dat is niet mijn wereldbeeld. Ik zie vertakkingen. En omstandigheden. En context. Stel: je hebt een braakliggend terrein waar je een boom plant die de vochtigheid en de kwaliteit van de aarde beïnvloedt. Dan zul je zien dat zich daar zaadjes gaan ontkiemen die er de hele tijd al waren. En als je die boom níet plant, maar je gaat extra water geven of het klimaat verandert, dan komen wéér andere zaadjes naar boven. Alles is er al, maar het zijn de omstandigheden die het succes bepalen en wat we vervolgens zien. Als je dat niet beseft, kun je een probleem nooit radicaal oplossen. Dat vind ik trouwens zo’n goed woord, radicaal. Het komt van het Latijnse woord radix, dat letterlijk ‘naar de wortels’ betekent.’

Om het bedrijfsleven te overtuigen van haar zienswijze organiseert Phoa als oprichter van haar school Spring College regelmatig wandelingen door natuurgebieden. Dan staat ze middenin het bos of in de duinen met haar aanstekelijke geestdrift aan groepjes bankiers, managers of ceo’s te vertellen over haar wilderniservaringen in Canada, waar ze de rivier de Rupert af kanode en een tijdlang tussen inheemse mensen verbleef, die haar behandelden alsof ze een van hen was. Of ze ontvouwt haar meest recente plannen voor Drinkbare Rivieren, een poging om het water van vervuilde rivieren weer schoon te krijgen, omdat ze rivieren als belangrijke indicatoren ziet van een gezonde economie en manier van leven (zie ook haar TEDx Talk over dit onderwerp).
Op de vraag of het bedrijfsleven naar haar luistert begint ze te glimlachen. ‘Ja,’ zegt ze. ‘Gek genoeg wel.’ Maar dat is bescheidenheid, en scherts. Want hoewel Phoa’s eigenzinnige, interdisciplinaire ideeën over hoe de wereld in elkaar zou moeten zitten mogelijk wat té ecologisch verantwoord overkomen op mensen die denken in termen van winst en eindeloze groei, weet ze de meesten van hen binnen een mum van tijd voor zich te winnen. Ze weet precies hoe het bedrijfsleven werkt. ‘Evenals boeren zijn ze zo heerlijk pragmatisch. Als ze een kans zien, dan doen ze het ook.’
Phoa kan meepraten over de irrigatiesystemen van boerenbedrijven, de verwoestende nadelen van monocultuur (dat is de reden dat ze geen ananassen eet). Bovendien houdt ze er een prettige anti-hiërarchische levenshouding op na.
‘Ik voel die grenzen niet zo,’ zegt ze. ‘Ik benader mensen en bedrijven vaak zonder dat ze me daartoe uitgenodigd hebben, maar ik stel gewoon vragen en ik val nooit aan. Respect en beleefdheid zijn belangrijk voor mij, maar daarbinnen is een hoop ruimte. Van sommige sociale normen kun je je afvragen waarom ze er zijn en of ze de boel niet onnodig ophouden.’ Sterker nog, Phoa heeft gemerkt dat het vaak juist wordt gewaardeerd wanneer je afwijkt van de norm. Toen ze een keer van Mexico naar Canada liep (zo zegt ze dat: ‘Ik liep een keer van Mexico naar Canada…’, alsof het dagelijkse kost is) werkte ze aan een opdracht waarvoor ze ‘allemaal hotemetoten’ over de hele wereld moest spreken. Dat is lastig wanneer je dagen achter elkaar door de wildernis banjert. Ze maakte belafspraken onder voorbehoud en legde uit waar ze mee bezig was. Mensen reageerden begripvol en zelfs enthousiast. ‘Ik kreeg hun mobiele nummers, ik mocht ze bellen wanneer het mij uitkwam. Ik verbaasde me echt over hoeveel ruimte er ontstaat wanneer je de dingen net even anders vormgeeft.’
Dat geldt ook voor haar woonsituatie. Of eigenlijk de afwezigheid daarvan. Phoa heeft geen eigen huis, ze woont overal en nergens. Ze logeert bij vrienden en familie. Er ligt eenzelfde soort vraag aan ten grondslag als die ze zich destijds na het rolschaatsen stelde in Parijs. Toen ze een jaar of 22 was besloot ze eens goed naar haar uitgaven te kijken en kwam tot de conclusie dat er te veel geld naar de huur van haar kamer ging en te weinig naar haar eten. ‘Ik wilde dat eten nummer één was. Toen heb ik mijn huur opgezegd en ging ik anti-kraak wonen. Dat bespaarde me al 450 gulden in de maand.’ Ze deed steeds meer spullen weg totdat ze, na haar verblijf in Canada en Devon, niet meer nodig had dan wat er in een rugzak past.
‘Hm ja, er staan nog wel veel spullen op de zolder bij mijn moeder,’ zegt ze enigszins beschaamd. ‘Daar moet ik echt wat aan doen.’ Maar verder is ze nog altijd tevreden over haar beslissing. ‘Er gaat zoveel geld en tijd in een huis zitten. Toen ik geen vaste plek meer had, begon mijn fascinatie voor het landschap, voor de boeren en voor het water te groeien. Ik wil bezig zijn met ons grotere huis: de aarde, en met ons kleine: het lichaam.’ En intussen droomt ze stiekem van een kastanjebos met een reeks tiny houses, toegerust op elke levensfase.
Pessimistisch over de toekomst is ze eigenlijk nooit. ‘Als soort is de mens nog zo jong. We zijn nog niet eens pubers, we zijn kleuters. Die gedachte stelt me gerust; we zijn gewoon nog aan het leren en we denken blijkbaar dat we het leven op déze economische en ecologische manier het beste kunnen vormgeven. Ik wil dat niet te hard veroordelen.’ Maar Li An Phoa weet dat het ook anders kan, beter en schoner. Dat is bijna niet te geloven in deze tijd van moderne slavernij en mislukte klimaatakkoorden. Maar omdat zij het zegt, daar in die kletsnatte Hortus, klinkt het al bijna vanzelfsprekend.

Voor O, Wonder #1 ontmoette ik kunstenaar Yeb (spreek uit: ‘iep’) Wiersma. Dat interview is hier terug te lezen.