Troostfotografie

Sinds een halfjaar werk ik ook voor FOCUS Magazine. Eens in de twee maanden schrijf ik een essay over fotografie en aanverwante zaken. Dit is het eerste stuk dat ik schreef, in april 2020. De corona-lockdown was net begonnen.

De laatste weken breng ik dagelijks tijd door op Budelli, een onbewoond eilandje in de Middellandse Zee, tussen Corsica en Sardinië in. Wanneer de stroom aan informatie me te veel wordt, de lijst met doden langzaam, veel te langzaam, afvlakt en de bezorgdheid om de mensen die me lief zijn de overhand dreigt te nemen, reis ik even af naar het roze strand, de azuurblauwe zee en rotsen die her en der rood oplichten. De kustlijn is er net niet grillig genoeg om gevaarlijk te zijn, eerder woest romantisch, met haar stugge vegetatie en door water en wind afgesleten stenen in de branding.

Foto’s: Mauro Morandi

Wat een cliché-eiland, hoor ik u denken. Dat klopt. De zon zakt hier elke avond hemeltergend fotogeniek in het water en dan steken de laatste stralen vanuit een wollig wolkendek als dolksteken recht in je hart. Toch zit ik er op dit moment graag.

Isola Budelli heeft maar één bewoner. Spoiler alert: ik ben het niet. Het is Mauro Morandi, een 81-jarige voormalige leraar die al ruim dertig jaar genoeg heeft aan zichzelf. Altijd al een eigenheimer geweest; in 1989 wilde hij in zijn eentje van Italië naar Frans-Polynesië in de zuidelijke Grote Oceaan zeilen, strandde voortijdig op Budelli en besloot er te blijven. Hij woont er in een stenen huisje, met een zwarte kat, en hij laat zich eens in de zoveel tijd bevoorraden vanaf het vasteland. Wat Morandi daar de hele dag doet? Hij schrijft boeken en maakt foto’s (en fotoboeken). Hij heeft een Instagram-pagina onder de naam @maurodabudelli. CNN maakte een reportage over hem in de eerste week dat wij hier in Nederland in quarantaine zaten. Dat had CNN twee jaar daarvoor ook al eens gedaan, maar toen was Mauro Morandi niet meer dan een zonderling die Robinson Crusoë’tje speelde op een onbewoond eiland. Nu de hele wereld zich plots moest gaan afzonderen, was hij ineens een ervaringsdeskundige die moest worden geraadpleegd. Want hoe doe je dat eigenlijk – alleen zijn?

Foto’s: Mauro Morandi

Morandi bleek gelukkig ook gewoon een mens. ‘Ik verveel me soms,’ zei hij. ‘Ik dood de tijd door foto’s te maken van de stranden, de wilde dieren en het natuurschoon. Ik edit mijn beelden en deel ze op sociale media. Ik heb een hoop volgers.’

Eén van die volgers ben ik. Vanachter mijn laptop bezoek ik het eiland en laat me rondleiden door de enige gids die het idyllische Budelli rijk is. Misschien had ik dat in andere, minder benauwde tijden ook wel gedaan. Instagram biedt immers talloze ontsnappingsroutes voor wie zich af en toe even wil onderdompelen in het leven van iemand anders. Toch voelt het in deze tijd net even anders. Met dezelfde gretigheid waarmee ik zoek naar nieuwsfoto’s van wilde dieren die overal ter wereld gebruik maken van wat ik maar even de ‘coronastilte’ noem en die opduiken op plekken die normaal gesproken worden ingenomen door luidruchtige mensen (een krokodil in een verlaten winkelcentrum in South Carolina, een poema in de Chileens hoofdstad Santiago, everzwijnen in de straten van Bergamo, Italië), bekijk ik de eilandfoto’s van Morandi. Ze zorgen voor afleiding en rust, voor de gedachte dat de natuur haar gang wel gaat en dat onze relatieve en kortstondige afwezigheid de aarde eindelijk eens een welverdiende break geeft. De beeldclichés en de kitscherige filters waar de oude man zich soms van bedient, de craquelélaag die hij soms over zijn beelden gooit (‘Ik werd wakker met dit droombeeld in mijn herinnering’) – ik kijk eroverheen, ze doen er niet toe. Wat ertoe doet is de verlichting die ze bieden, de troost zo je wil.

Poema in Santiago, maart 2020

Troostfotografie. Ze bestaat, net als troostmuziek en troostkunst en troosteten; verzachting en soelaas in tijden van crisis. Maar iedereen verstaat er uiteraard weer wat anders onder, ook in tijden van covid-19. Waar sommigen de afgelopen weken niet genoeg konden krijgen van beelden van uitgestorven wereldsteden (een lege Dam, een schoongeveegd Times Square en, nog langer geleden, uit een tijd dat wij in Europa elkaar nog onbezorgd omhelsden, een dystopisch Beijing onder een lucht die sinds tijden niet zo schoon was), hadden anderen er al snel genoeg van en bestempelden die verlaten straten tot fotografische platitude.

‘Bedenk even hoeveel van dit soort projecten er nog zullen worden ingeleverd de komende weken,’ twitterde de Duitse fotograaf Jörg Colberg naar aanleiding van de fotoserie van de fotograaf Ruben Natal-San Miguel, gepubliceerd op Artnews. Die had een leeg New York vastgelegd op een manier die – nou ja, inderdaad niet heel spannend was. ‘Er zijn een heleboel interessante aspecten aan deze pandemie,’ antwoordde fotograaf Colin Pantall, ‘maar lege straten en maskers zijn zó januari.’ En Lewis Bush, fotograaf, schrijver en docent, schreef: ‘Foto’s die lege straten laten zien, zijn behoorlijk overbodig wanneer een groeiend aantal van ons gewoon uit het raam kan kijken en hetzelfde ziet.’

Ook ik haal weinig fotografische voldoening uit die hausse aan apocalyptische straatfoto’s, laat staan troost. Liever kijk ik naar afbeeldingen die een kijkje bieden in het leven van doodnormale mensen in deze vreemde tijd – en dan bedoel ik niet het leven van Hollywood-sterren en Bekende Nederlanders die ons de godganse dag willen doen geloven alsóf ze doodnormaal zijn.

©Marzio Toniolo

Op de website van Reuters keek ik met tranen in de ogen naar een fotoserie van Marzio Toniolo, een 35-jarige leraar uit San Fiorano, een kleine gemeente ten zuidoosten van Milaan, middenin het oog van de Italiaanse coronastorm. Toniolo, die met zijn vrouw en zijn dochtertje, zijn vader en zijn grootouders in een klein huis woont, kan fotograferen. Hij documenteert de dagelijkse bezigheden op dat kleine oppervlak op een manier die je gerust poëtisch zou mogen noemen (zonlicht dat door de vitrage of een kier tussen de gordijnen de donkere kamers binnenvalt en voor mooi schaduwwerk zorgt, overgrootmoeder die aan de houten keukentafel eigenhandig ravioli maakt), maar die tegelijkertijd nergens naïef of gekunsteld aandoet. Toniolo fotografeert ook de realiteit die als een tijger op zijn nek springt zodra hij het gezellige huis verlaat: de politiecontroles, de ziekenauto’s, de lege schappen in de winkels, de grimmige aanblik van een potje kaarten aan de tuintafel met vrienden die allemaal een mondkapje dragen. En ook binnen waart de geest van het virus rond: de tweejarige Bianca bekijkt een microscopische opname van de ziekteverspreider op een telefoon en tekent hem minutieus na. Toch zijn het de warmte van het gezin, van vier generaties onder één dak, en de liefdevolle kleine rituelen – de handen van oma die de veters van opa strikken, moeder en dochter diep in slaap in het grote bed, overgrootvader en achterkleinkind die elkaars handen vasthouden op de bank – die uiteindelijk het meest beklijven. Lief, menselijk, herkenbaar, knus; meer heb ik nu niet nodig.

©Marzio Toniolo
©Marzio Toniolo

Of toch wel. Vlak voor de uitbraak van de crisis kreeg ik post: een fotoboek, half leporello, half uitvouwboek in een goudgele band. Het bleek de nieuwste publicatie van Loek van Vliet: Aardse Vensters. De ervaring van het Europese landschap door de eeuwen heen. Pas in quarantaine sloeg/vouwde ik het open. En ach. Daar zat ik in mijn eentje middenin het Zuid-Franse landschap, aan de voet van de Mont Ventoux en even later zelfs bovenop de berg, met een adembenemend uitzicht over landerijen, druivenakkers, heuvels, bossen en andere bergen. Het rook er naar warm gras, wilde tijm en verbrand hout, smeulend in een korf. Niemand te zien, Van Vliet zal tijdens daluren gefotografeerd hebben.

Aardse Vensters van Loek van Vliet

Kun je het landschap ervaren via de fotocamera? Of beter gezegd: hoe vertaal je de persoonlijke, multidimensionale ervaring van het landschap – de geluiden, de geuren, het dansende zonlicht tussen de bladeren, de zware stappen door het hoge gras, de hobbels van het pad, de huizen in de verte – naar een bevredigende platte afbeelding, waarop elke vorm van diepte suggestief is?

Van Vliet verdeelde het Europese landschap in vieren. Om het middeleeuwse landschap te leren kennen, liep hij de pelgrimsroute naar Santiago de Compostela. Op zoek naar het landschap uit de renaissance beklom hij, in de voetsporen van de dichter Francesco Petrarca, de Mont Ventoux; hij legde het landschap aan zijn voeten vast in een panorama. Voor het landschap dat voortkwam uit de Industriële Revolutie reisde hij naar de mijnen van Lake District in Groot-Brittannië, een omgeving getekend door menselijk ingrijpen. En om het landschap van de 20ste eeuw te ervaren, fotografeerde hij vanuit een auto op de Duitse snelweg: één en al spiegeling en snelheid en verwarring.

©Loek van Vliet

Behalve een interessante exercitie door tijd en ruimte, met bespiegelingen over perspectief en werkelijkheid, leverde Aardse Vensters foto’s op die me even deden vergeten dat ik op de bank zat met een boek in mijn handen. Sommige afbeeldingen brachten het landschap zo dichtbij, dat ik zelfs vergat dat ik naar een foto zat te kijken. Ik wandel veel. Ik weet hoe het voelt wanneer je op een warme dag over een pad loopt met aan weerszijden dichte klimop, met zonlicht dat vlekken strooit op de donkere aarde en hier en daar verblindend door de bladeren piept. Ik ken het moment dat de constante staat van alertheid (kijk, die vogel, wat ritselt daar in de berm, pas op voor die steen, wat moeten we nou vanavond weer eten?) overlapt met de deinende tred van herhaling, zoals de Britse schrijver Raynor Winn zo mooi beschrijft in The Salt Path (2018), een verslag van de tocht die zij en haar man maakten langs de zuidwestkust van Engeland: ‘Blue – green – blue – green. Or for variation green – blue – green – blue – blue – blue – green – green – blue. It came and went in waves of up and down, up, up, down, down, down, steeply up, really steeply up, really very steeply up. Down, down, green, blue, green, up. Tent up, noodles, tent down, squat in the bracken, walk. Green, blue, up, green, down.’

©Loek van Vliet

Van Vliet kent dat duidelijk ook. Hij slaagde erin die ervaring zo te vangen, dat voor mij, kijker, de beleving samenvalt met de foto. Dat is knap. En het kwam de afgelopen weken, waarin ik aan huis gekluisterd verlangde naar lange wandelingen door de Franse Alpen of langs de Ierse kust, bijzonder goed uit dat ik weg kon dromen bij zijn foto’s.

Het laatste voorbeeld van troostfotografie in onzekere tijden komt ook uit de boekenkast. Het is de publicatie The Pigeon Photographer (2017), gebaseerd op een uitvinding van de Duitse apotheker, duivenhouder en amateurfotograaf Julius Gustav Neubronner. Neubronner bedacht in 1907 een manier om zijn duiven te voorzien van lichtgewicht minifotocamera’s. Hij bouwde diverse modellen, uitgerust met een pneumatisch mechanisme dat de sluiter om de zoveel tijd activeerde. Ze zaten middels een leren harnasje aan de duiven vast. Wanneer de vogels na een tocht thuiskwamen, ontwikkelde Neubronner de foto’s die ze onderweg hadden ‘genomen’ en maakte er ansichtkaarten van.

Uitgeverij Rorhof verpakte dit bijzondere verhaal (dat veel uitgebreider is dan ik hier kan beschrijven en zelfs tot aan het Duitse leger reikt) in een krant met oude nieuwsberichten over de fotograferende duiven en een boek met daarin de foto’s die ze maakten. Nu zit ik dus met verbazing te kijken naar zwart-witafbeeldingen die soms wazig, maar over het algemeen wonderlijk scherp zijn en die me de wereld van ruim honderd jaar geleden tonen vanuit het perspectief van een duif, soms zelfs met vleugels in beeld. Die wereld is schever en minder overzichtelijk dan ik altijd had gedacht, maar dat mag de pret niet drukken.

Hier is de ruimte. Ik vlieg boven bossen en landhuizen, over besneeuwde velden met hier en daar een kale Tim Burton-boom, over de straten van de stad. Ik land fladderend op de nok van een dak, draai koerend een rondje en stijg weer op.

De fotografie kent veel ontsnappingsroutes. In tijden van crisis neem ik ze allemaal.

Loek van Vliet: Aardse Vensters. De ervaring van het Europese landschap door de eeuwen heen. Sub Publishing, Rijswijk.

The Pigeon Photographer. Julius Neubronner & his pigeons. Rorhof, Bolzano.

Plaats een reactie