Boven in de slaapkamerkasten liggen twee stapels uiterst netjes opgevouwen kleren. De ‘wandelstapels’. Aleid Bakker haalt ze tevoorschijn en probeert tegelijkertijd een lawine aan sokkenbollen tegen te houden. Ze stuiteren alle kanten op. ‘Boeiuh’, zegt Aleid. Haar vriend, vrachtwagenchauffeur Cor Zwart (tegen de tijd dat u dit leest is hij trouwens haar wettige echtgenoot), helpt met rapen en even later ligt de hele boel op het bed.
Afritslegerbroeken met veel zakken, een zwik T-shirts, dikke lamswollen vestjassen, ‘Arafat-sjaals’, wandelschoenen, Crocs, cowboyhoeden, riemen, die sokken – nou, het klopt hoor: afgezien van hier en daar een andere kleur (zij vaker rood en hij vaker blauw) is alles identiek. Zelfs de dikke badstof kamerjassen aan de deur komen overeen, behalve dan dat die van Aleid Bakker opgerolde mouwen heeft, plus ergens een brandgaatje van een sigaret.
‘We lopen er echt niet op te spinnen, hoor, dat we alles hetzelfde hebben’, zegt Bakker. ‘Het is niet dat we bewust naar de winkel gaan en zeggen: we willen twee van die. Nee joh. Ik trek aan wat ik zelf fijn vind en hij (wijst met een duim naar Zwart) ook, en dat komt toevallig ontzettend overeen. Letterlijk en figuurlijk.’
‘Dus’, zegt Zwart, en hij grijnst erbij.
Ze kennen elkaar sinds ‘China’. In 2008 deden Bakker (47) en Zwart (55), beiden al jaren lid van de Landelijke Wandelbond, mee aan de Walk Challenge China. Liepen ze kilometers lang over de Chinese Muur, zij met een rode rugzak en een zelfgemaakt rood petje, hij nog met een buidel die zijn middel schaafde en die hij later, op haar aanraden, zou vervangen door legerbroeken met veel zakken. Daar kun je zoveel meuk in stoppen als je wilt, zonder dat het irriteert tijdens het wandelen.
Afijn – daar in China liepen ze elkaar dus tegen het lijf. Bleek dat ze beiden hetzelfde T-shirt hadden gekocht. Het klikte meteen. Zij was toen nog getrouwd en tamelijk ongelukkig, hij was alleen en bleek de ideale praatpartner voor tijdens hun lange tochten. ‘Ik heb alles eruit gespuugd, letterlijk en figuurlijk’, zegt Bakker. En zo begon het.
Inmiddels wonen ze sinds een paar maanden samen in Breda, in het ouderlijk huis van Cor Zwart, waar vooral Bakker het woord doet en Zwart de boel hier en daar zacht brommerig en onophoudelijk glunderend aanvult. Lopen doen ze nog steeds, zoveel mogelijk graag. De Nijmeegse Vierdaagse, een nachttocht van Utrecht naar Apeldoorn, de Airborne Oosterbeek, de tweedaagse wandelmars van Diekirch in Luxemburg, een tocht langs Hadrian’s Wall in Engeland – ze komen overal en overal zien ze er eender uit. Allebei een petje vol met pinnen en buttons van diverse tochten, allebei een grote groene legerrugzak, eveneens beladen met allerhande wandelsouvenirs: Airborne-beertjes, sleutelhangers, reserveveters in alle kleuren, vlaggen, een koebel. ‘Ik tingel nu de hele weg. Lachuh.’
Gemak. Daar gaat het om, dat is het belangrijkste. De kleren die Cor en Aleid tijdens het wandelen dragen – die zítten gewoon lekker. Ze zijn praktisch en nuttig en prettig. En daarom dragen ze die wandelkleren ook gewoon wanneer ze uit gaan of op weg naar het winkelcentrum. Dan komen ze beneden en hebben ze alle twee een spijkerbroek aan, draagt Aleid soms de rode sneakers van Cor, want ze hebben ook nog eens dezelfde schoenmaat, en trekken ze beiden hun dunne rode regenjas aan.
Bakker: ‘En dan loop je d’r zo bij en dan is het echt zo van: die twee horen dus bij elkaar. Punt, klaar, uit. Nou, spoor je dan? Nee. Maar dat boeit ons niet.’
Zwart: ‘Zij spoort niet, ik spoor niet, we zitten allebei op een zijspoor.’
Zijspoor of niet, ze dragen niet altíjd hetzelfde. Is er een feestje, dan gaat Zwart in een pak en staat Bakker gerust twee uur voor de spiegel. Ziet ze er daarna ‘tiptop in orde’ uit, in laag uitgesneden jurken en hoge hakken. Maar dan neemt ze wel haar rode rugzak mee, waarin de tasjes met insuline zitten, controleapparaten en reserveonderdelen voor de insulinepomp. Ze is vanaf haar zeventiende diabeet, ze weet niet anders dan dat ze die spullen altijd bij zich heeft. Bovendien (steekt een sigaret op): ‘Ik ben geen type voor het kleine handtasje, zout op man’.
Het stoere type, dat is ze. Altijd al geweest, een schipperskind dat juist doorging wanneer anderen zeiden dat ze beter kon stoppen. Het liefst was ze het leger ingegaan, maar ja: brildragend en diabeet – ze zien je aankomen. Ook daarin vonden zij en Zwart elkaar. De liefde voor het leger zit diep. Vandaar al die militaire marsen, vandaar die camouflagebroeken en groene hemden en rugzakken. Vandaar hun ‘grootst mogelijke schik’ wanneer ze tijdens een tocht met zijn tweeën een peloton militairen inhalen, dat langzamer gaat dan zij.
Maar, alles met een knipoog, zegt Zwart, want het respect is groot. Ze zouden zichzelf nooit met echte militairen willen vergelijken. Daarom zijn hun legerbroeken afritsbaar, hun rugzakken volgehangen met onzindingetjes en zou hij zelf nooit een officiële legerbaret kunnen dragen.
‘Ik heb helaas nooit gediend’, zegt hij. ‘Ik ben nooit opgeroepen. Daarom mag ik zo’n baret niet dragen, ik mag dat van mezelf niet. Uit respect en waardering voor die jongens.’ Toen hij een paar jaar geleden van een bevriende en getraumatiseerde Unifiller (UNIFIL: United Nations Interim Force in Lebanon), als dank voor een luisterend oor tijdens een zware wandeltocht, een pin van een blauwe baret kreeg, een pin voor op zijn petje – ja, toen was dat even slikken. Zwart draagt die pin met trots.
Op de computer laat Bakker foto’s zien van de Nijmeegse Vierdaagse en vakanties met zijn tweeën. Beiden in hardroze op Roze Woensdag, in een wit T-shirt en een groene broek in Luxemburg, híj met háár legergroene hemd aan voor de tent. ‘Het past toch allemaal’, bromt Zwart. ‘Letterlijk en figuurlijk.’
‘Eigenlijk zijn we zo gek als een deur’, zegt Aleid Bakker. ‘Maar dit is het verhaal van ons. Wat we dragen, is functioneel. Dat is meer van belang dan kleur of iets anders. Maar we vinden het natuurlijk ook wel kicken. En we lopen nooit meer alleen.’
George Maas fotografeert ze al jaren: de identiek geklede koppels die hij op straat tegenkomt. Het resulteerde in een boek: Gelijkgekleed (Lecturis, 2013).