Wat Je Aantrekt: Aaibaarheidsfactor. Irina Karassiouk

Sinds een maand of drie bezoek ik voor de rubriek Wat Je Aantrekt in de Volkskrant (tweewekelijks op woensdag) allerlei mensen die mij vertellen over de rol die kleding in hun dagelijks leven speelt. Het liefst geen bekende Nederlanders – nee: hele normale’ mensen met soms heel uitgesproken en soms ook ingetogen, onopvallende kleren. Je zou kunnen zeggen dat ik een soort kledingkastbiograaf ben, of nog beter: een kledingkastfluisteraar. Het is één van de leukste dingen die ik ooit heb gedaan: mensen letterlijk het hemd van het lijf vragen. Ik koester elke ontmoeting.

Dit was de eerste aflevering. Ik ging langs bij de Russische Irina Karassiouk uit Heemstede, bij wie ik ooit nog eens terug kom met een goede microfoon. Haar stem zit voor altijd in mijn hoofd.

Irina Karassiouk Foto © Zahra Reijs

Irina Karassiouk
Foto © Zahra Reijs

De mooie foto’s bij elk interview zijn van de onvolprezen en altijd beheerste Zahra Reijs, die vaak halverwege een gesprek komt binnenzeilen, de boel rustig opneemt en zonder al te veel te zeggen begint te fotograferen. ‘Kin omhoog. Ietsje opzij stappen. Stop. Gezicht iets naar mij toe draaien. Ja. Let op, de flits is fel.’ Dank, Zahra.

***

Londen, 1989. Irina Karassiouk, twintig jaar oud, heeft Rusland nog niet zo lang achter zich gelaten om als zakenvrouw de wereld te ontdekken. Voor haar gevoel heeft ze amper haar ouders en haar zusje in Koersk, haar medestudenten in Moskou gedag gezegd en haar meegebrachte koffer met daarin het halve oeuvre van Dostojevksi en haar verzameling erfbont uitgepakt, of ze krijgt een telegram. Een telegram uit Koersk: ‘Ira, ik heb op het nieuws gezien dat Harrods al zijn bont verbrandt. Ga er onmiddellijk heen en koop het!’

Irina Karassiouk (46), inmiddels econoom in tijdelijke ruste, is na al die jaren nog verbaasd. Achter haar brillenglazen worden haar ogen nog een maatje groter dan ze al zijn. ‘Hoe wist mijn moeder dat? Ze kon niet reizen, ze had geen telefoon. Ik begreep er niets van.’

Karassiouk, geheel in aaibaar zachtroze, praat in een mengeling van Engels en Nederlands. Ze zit op de bank in haar Aerdenhoutse huis en schenkt zelfgemengde thee. Aan haar voeten ligt een harige witte bol, die bij nadere inspectie uit twee kleine honden blijkt te bestaan.

Haar moeder bleek gelijk te hebben – in grote lijnen dan. Het Britse warenhuis Harrods stak niet de fik in zijn bontartikelen, maar verkocht ze voor bodemprijzen om redenen die vaag bleven, maar waarschijnlijk te maken hadden met protesten van dierenrechtenactivisten. Haar moeder had een bericht in de Russische krant gelezen, vertelt Karassiouk, en ze kan zich voorstellen dat daar zoiets heeft gestaan als: ‘Moet je kijken wat die kapitalisten aan het doen zijn!’ – en dan dat vuur erbij, voor een extra dosis propagandistisch drama.

Irina ging naar Harrods en kwam terug met een jas van nertsenbont. Waarom? Ze weet het eigenlijk niet goed. Ze droeg de jas één keer, naar een kostuumfeest. Schaterend: ‘Ik ging als Kozak’.

Irina Karassiouk Foto © Zahra Reijs

Irina Karassiouk
Foto © Zahra Reijs

Bont is not done hier in het westen. Ze heeft er begrip voor. En ze houdt van dieren, zegt ze, kroelend door de witte hondenvachten. En toch (zucht): ‘Ik denk dat het in mijn bloed zit’. Haar liefde voor zacht en warm en pluizig is groot.

Die liefde is de reden dat ik hier ben, bij deze Russische vrouw, die ooit operazangeres wilde worden en in haar vrije tijd astroloog is. Die op zaterdagochtenden dwars door haar dikke roze sjaal heen een voetbalveld met stuntelende achtjarigen kan overbruggen met haar schelle stem (‘Hupotski!’) en wier ogen oplichtten toen ik haar vroeg of ze nog kleren had uit de tijd dat ze in Rusland woonde.

Thuis haalt ze een rechthoekige mand van boven, waar ze ook een vijftal fleurige Etro-jurken (‘de droom van elke vrouw’) bewaart. Zodra ze de kamer in loopt, komt de witte harige bal op de grond schoksgewijs tot leven. Want in die mand zit een vos. En die ruikt zo lekker.

Ruby The Dog (+ vos) Foto © Zahra Reijs

Ruby The Dog (+ vos)
Foto © Zahra Reijs

Irina Karassiouk haalt haar erfstukken tevoorschijn, onderwijl de honden wegduwend, die om beurten snuffelend de aanval inzetten. Een kraag van nerts, een sjaal van vos, een ushanka, zo’n typisch Russische muts met oorflappen, ook van vossenbont, en de vos zelf, plat als een dubbeltje en met de kop en de pootjes er nog aan – alles wordt liefdevol uitgespreid op de bank. Ze toont een onbeduidend, grijsbruin gehaakt lapje van bij elkaar verzameld konijnenpluis. Het blijkt een traditionele Russische omslagdoek, die ze van haar grootmoeder erfde. Zo klein? Karassiouk grimast. ‘Hij is gekrompen in de was.’

De doek reist altijd met haar mee, als aandenken aan haar grootmoeder, maar ook als een waarschuwende herinnering aan het Rusland van haar jeugd, de grauwheid van Koersk en de kleurloze kleding van haar bewoners.

‘Alles was grijs’, zegt ze. ‘De straten werden niet schoongemaakt, er waren nergens bloemen en overal zag je communistische propagandasymbolen. En dan zo’n omslagdoek – waarom verfden ze die nou niet even rood?’

Irina Karassiouk Foto © Zahra Reijs

Irina Karassiouk
Foto © Zahra Reijs

Haar ouders, opgeleid als lucht- en ruimtevaarttechnici aan de universiteit van Moskou in de jaren nadat Joeri Gagarin door de ruimte had gezweefd, werkten in een grote fabriek in Koersk. Geld was er wel, maar er waren geen plekken om het uit te geven. De winkels waren leeg, de rijen lang, de Koude Oorlog greep met kille klauwen om zich heen. Kleren maakten de Karassiouks zelf, met behulp van een Duitse Singer naaimachine die Irina’s moeder op de kop had getikt in Moskou. Stoffen verzamelde haar moeder tijdens haar zakenreizen door het land.

En sóms, vertelt Karassiouk – haar stem daalt een octaaf alsof ze me het grootste geheim van de wereld toevertrouwt – soms gingen ze op vakantie bij haar grootmoeder in Belarus. Dan bezochten ze een collectieve boerderij met een eigen winkel. ‘Een hele kleine winkel, maar oooh: hemels. Ze verkochten er kleurrijke stoffen. En mooie sportkleren en (fluistert nu) Fráns óndergoed!’

Naaien en breien leerde ze op school. Ze herinnert zich een zilverblauwe wollen trui, een bloes van paarse zijde. Een door haar moeder gemaakte eindexamenjurk, groen met witte strepen. Ze herinnert zich ook de kou, het wachten op de schoolbus in min dertig. ‘Parkajassen bestonden nog niet. Mijn sjaal kwam tot hier’, ze wijst naar haar neus, ‘en ik droeg een bontmuts. Bont was onze enige bescherming.’

Ze aait haar vos. ‘Voel, hoe zacht. This is true, true Russian heritage.’ Ze vertelt van oude verhalen die gaan over het mooiste bont dat je je kunt voorstellen, zoals dat van het sabeldier, dat soms blauw van kleur is. ‘Vreselijk, ik weet het. Maar voor ons zijn dit kunstvoorwerpen. Ze passen in de Russisch-orthodoxe traditie. Status en mooie kleren zijn ontzettend belangrijk.’

Irina Karassiouk Foto © Zahra Reijs

Irina Karassiouk
Foto © Zahra Reijs

Ze zal de vos niet dragen. Ze zal ook niet, zoals haar moeder eens deed toen ze op bezoek kwam, haar bontmuts opzetten en trots naar de Albert Heijn om de hoek lopen. Maar wat Irina Karassiouk nooit zal opgeven, is haar liefde voor zacht en warm en kleurrijk. Als Moskouse student al zwoer ze dat als ze Rusland ooit zou verlaten, ze alle kleren van de wereld zou kopen, in alle kleuren van het spectrum.

Maar vooral roze. En páárs. En perzik. Want echt, ze benadrukt het nog maar even: ‘Een vrouw die zichzelf kleur ontzegt – dat klópt gewoon niet’.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s