Kijk dat iconische uitzicht eens. Dwars door grijs uitgeslagen woestijngrond en omgeven door honingkleurige bergen en heuvels van dof graniet meandert een gouden rivier. Wilt u een foto maken, doe het dan hier, doe het dan nu, in dit warme licht. Beter wordt het niet.
Dat deed Marie-José Jongerius. In 2004 fotografeerde ze vanuit een hotelraam in Las Vegas wat zich voor haar ogen uitstrekte. Geen ‘echt’ landschap, maar een geconstrueerd geheel van daken, schuin en plat, een stukje bewolkte hemel en achteraan een deel van het glinsterende Mandalay Bay Hotel, dat obsceen grote, spiegelende gebouw dat iedereen wel kent van ansichtkaarten en reclamefoto’s, waarop de lucht altijd strakblauw is en de palmbomen fier rechtop staan. Op haar foto weerspiegelt het gouden hotel in de stroompjes regenwater op het platte dak op de voorgrond.
Het is een vreemd beeld. Het past op het eerste gezicht niet bij de rest van de foto’s die Jongerius in het westen van de Verenigde Staten maakte, in Californië, Arizona en een deel van Nevada. Die foto’s zijn nu gebundeld in de pas verschenen, tweedelige publicatie Edges of the Experiment. The Making of the American Landscape, dat Jongerius samen met vormgever, uitgever en Amerika-gek Hans Gremmen samenstelde.
Het eerste deel is gewijd aan haar foto’s en dat zijn toch vooral beelden van typisch Amerikaanse landschappen met bekende namen als Death Valley, Sierra Nevada, San Bernardino, Great Salt Lake, Monument Valley, Joshua Tree, Lake Mead en Whitewater: uitgestrekte woestijngebieden met iconische kenmerken zoals kaarsrechte cactussen, palmbomen die als parasols uit het witte zand steken, blauwe meren, rechte wegen met luchtspiegelingen erboven, grillige rotspartijen en roestige jaknikkers.
En tegelijkertijd vat die ene afwijkende foto van het stedelijke uitzicht in Las Vegas de hele publicatie en het uitgebreide onderzoek daaromheen samen. Een metaforisch beeld? Wie weet. Ik las er in elk geval dit in: de gedachte dat het Zuidwest-Amerikaanse landschap zoals iedereen dat kent, of je er nu werkelijk geweest bent of je informatie haalt uit Baywatch, Hollywoodfilms en de negentiende-eeuwse foto’s van Timothy O’Sullivan, een regelrechte leugen is – maar wel een mooie leugen, één waar je met liefde in wil geloven (honingkleurige bergen! gouden rivieren!) en die je in stand zou willen houden omdat ie zo tot de verbeelding spreekt.

Shosone Falls, Idaho, 1868 (met O’Sullivan op de voorgrond) Foto: Timothy H. O’Sullivan/Library of Congress
Dat befaamde landschap, ontdekte Jongerius, is een experiment. Een droomconstructie, net als de idylle op het dak in Las Vegas. Nu is elk landschap dat in feite, omdat het altijd wordt gevormd door zowel natuurlijke elementen als menselijk ingrijpen. Maar in de kurkdroge gebieden vlakbij de Grote Oceaan ging men wel erg ver. Hier werden meren gegraven, reusachtige dammen gebouwd en honderden kilometers lange aquaducten aangelegd. Je kunt er skiën terwijl de barometer mediterrane temperaturen aangeeft, en het gras van de golfbanen is er groener dan dat van de buurtstaten.
De iconische palmboom langs de boulevards? Atypische flora voor Californië, waar doorgaans geen druppel regen valt, terwijl de palm nu juist een dorstige klant is. De boom werd geïmporteerd in 1932 voor de Olympische Spelen, waarna hij uitgroeide tot hét symbool van flanerend Hollywood en omstreken. De bekende saguaro-cactus? Die komt oorspronkelijk alleen voor in een deel van Arizona en Mexico, maar werd op grote schaal uit de woestijn gejat en elders geplant, zodat het ding (zo’n lange piel met ragfijne goudkleurige stekels) uitgroeide tot alweer een icoon van het Zuidwesten.
Het is een landschap dat niet klopt, Jongerius voelde het aan haar water toen ze er langere tijd verbleef. Zo groen, zo weelderig, zo puur gericht op het gemak en esthetisch genot van de mens – hoe is dat mogelijk in zo’n extreem klimaat? Ze volgde de weg van het water en bezocht plekken waar de rigoureuze ingrepen van de mens zichtbaar zijn. Die plekken, meestal aan de randen van de bebouwing, niemandsland, grensgebieden, die fotografeerde ze, op zo’n manier dat meestal meteen duidelijk is wie hier de baas is: de mens over de natuur.
Een bouwput, afgezet met geel lint, nabij de typerende vierkante rotspartijen van Monument Valley. Een uitstekend bezoekersplatform bij Grand Canyon. De beroemde suguaro-cactus achter een manshoog hek. Je herkent de plekken onmiddellijk, maar Jongerius legde een extra laag over de perfecte ansichten en filmstills heen. Ze deed een stap achteruit en fotografeerde welke kunstgrepen nodig zijn om dit allemaal te behouden ten behoeve van – tja, van óns.
Want dat is de crux van Edges of the Experiment en waar het tweede deel van de publicatie over gaat: dat onechte, totaal gecultiveerde en desondanks ‘oer’-Amerikaanse landschap is compleet verweven met de beeldcultuur. Het werd door honderden fotografen en filmmakers in ons collectieve geheugen gestanst en daarom willen we graag dat het eruit blijft zien zoals we denken dat het eruit hoort te zien: als een iconische, eeuwige plek. Hoeveel milieuproblemen en aardverschuivingen dat ook met zich meebrengt. Sommige dammen beginnen het te begeven en het water raakt langzaam op, maar Los Angeles zonder palmbomen en groene oases? Ondenkbaar. Dan klopt het plaatje niet meer. Zo houden landschap en beeld elkaar in een eindeloze cirkel gevangen, omdat de een niet voor de ander wil onderdoen. Hoe lang nog?
Middels mooie essays (van onder meer Amerika- én filmkenners Raymond Frenken en Taco Hidde Bakker) en vooral allerhande beeldmateriaal, van oude filmfragmenten waarin het Amerikaanse woestijnlandschap een grote rol speelt (Chinatown, 1973) tot grafieken, luchtfoto’s en archiefbeelden, biedt dit tweede deel een schat aan informatie over het onderwerp. Jongerius’ foto’s dienen daarbij steeds als vertrekpunten, als kopstations van waaruit verschillende referentiesporen lopen.
Het is effectieve (en prachtig vormgegeven) ‘myth busting’. De makers van Edges maken korte metten met de sprookjes omtrent dat ‘archaïsche’ landschap. En toch.
Toch kunnen ook zij, opgegroeid met en deels gevormd door Amerikaanse series, films en foto’s, de romantische blik niet helemaal opzij schuiven. De liefde voor het geconstrueerde, misleidende en fotogenieke American West is desondanks gebleven, dat merk je aan alles. Wat heet. Wie een onbeduidend daklandschap zo kan fotograferen dat de fantasie ervan op hol slaat, die is nog niet van zijn geloof gevallen. Het maakt de boel gek genoeg alleen maar geloofwaardiger.
Een computer en een stoel – in 2012 was dat alles wat vormgever Hans Gremmen nodig had voor een reis door de Verenigde Staten. Oja: een kop koffie af en toe. Met behulp van Google Streetview legde hij zo’n 3800 kilometer af, van Chicago tot Los Angeles, langs Route 66. Stap voor stap, motel voor motel. ‘Wat is het verschil tussen mijn reis en die van iemand die dezelfde route volgde en het landschap zag vanuit een auto met airconditioning en getint glas?’, vraagt Gremmen zich af. ‘Een plek bestaat niet alleen als een punt op de kaart, maar is ook het product van verhalen, films en foto’s.’
Dit artikel verscheen op 14 mei 2015 in de Volkskrant bij het verschijnen van Edges of the Experiment. The Making of the American Landscape, een boek met foto’s van Marie-José Jongerius.
Redactie + vormgeving: Hans Gremmen. Uitgeverij: Fw: photography, Amsterdam.