Daar is dan de haas met de amberkleurige ogen. Niet meer dan vier centimeter hoog, gemaakt van glanzend ivoor en buffelhoorn, en toch zo levensecht, met sterke achterpoten en een harde kop. Het beestje staat onbereikbaar in een vitrine, maar doe je ogen dicht en je voelt het. Glad, koel, lekker. Gemaakt om met vingertoppen te strelen, net als de andere beeldjes die om de haas heen staan: de houten schildpadjes, de ongepolijste ivoren rat die in zijn eigen staart bijt, de apen, de wolven, het vrouwtje dat een inktvis omhelst.
Het zijn slechts een paar van de 264 netsukes van Edmund de Waal. De Britse keramist/schrijver erfde de negentiende-eeuwse Japanse talismannetjes van een familielid en schreef in 2010 een mooi boek over hun geschiedenis: The hare with amber eyes. Samen met de stenen, de schelpen, de fossielen en de oude pennen die hij als kind ook verzamelde, zijn de figuurtjes nu te zien op de tentoonstelling Magnificent Obsessions in The Barbican in Londen. Ze liggen er in hun ‘oervorm’ uitgestald, zoals ooit in de jongenskamer van Edmund de Waal: aandoenlijk en onwetenschappelijk geschikt en gecombineerd door de kunstenaar zelf, die voor de gelegenheid weer even met de blik van toen naar de voorwerpen keek.
De Homo Accumulans – het zou zomaar een andere benaming van beeldend kunstenaar kunnen zijn. Wie dacht dat kunstverzamelaars er wat van konden, met als voorlopig hoogtepunt het bejaarde echtpaar Vogel uit New York, dat in een piepklein appartement zoveel kunstwerken vergaarde dat het er gedwongen bovenop slaapt, moet vooral de tentoonstelling in The Barbican bezoeken. Hier gaat het over de spullen die kunstenaars zelf obsessief hun ateliers binnenslepen, ter vermaak en inspiratie.
Dat zijn soms, heel verantwoord, kunstvoorwerpen van collega’s, maar vaker zijn het dingen die je normaal gesproken niet tegenkomt in een kunstmuseum. Vreselijk kleurrijke amateurschilderijen bijvoorbeeld, of een verzameling olifantenbeeldjes. Wandelstokken, grappig bedoelde maar eigenlijk heel enge koekjespotten, obscure vrouwonvriendelijke platenhoezen, allerhande Disney-figuurtjes, enzovoort. Van veertien naoorlogse kunstenaars werden de obsessief vergaarde collecties uiterst nauwkeurig uitgestald. Tentoonstellingshamvraag: wat zeggen die collecties nou eigenlijk over de praktijk van de kunstenaar? Zie je bijvoorbeeld de liefde voor opgezette dieren terug in het werk van Damien Hirst?

Verzameling porseleinen kookpotten van Andy Warhol. Magnificent Obsessions, The Barbican Gallery, Londen. Foto ©Peter MacDiarmid, Getty Images

Verzameling schedels van Damien Hirst. Magnificent Obsessions, The Barbican Gallery, Londen. Foto ©Peter MacDiarmid, Getty Images
Om met die laatste vraag te beginnen: ja. Het maakt de verzameling van de Britse shock art-kunstenaar, die in de jaren negentig ondermeer een tijgerhaai en een koe op sterk water presenteerde, nu niet meteen tot de meest spannende van de tentoonstelling. Natúúrlijk verzamelt die man een bizar opgezet lam met zeven poten en twee koppen, en mensenschedels en het zwaard van een zwaardvis. Hirsts eigen werk wordt vertegenwoordigd door een uitzinnig spiegeltableau waarop kleurige vlinders, kevers en vogelspinnen in nette lange rijen werden bevestigd. Je moet twee keer kijken: is dit echt Hirsts eigen creatie of heeft de kunstenaar het opgeduikeld op een veiling met oude wetenschappelijke preparaten? Het verschil is te klein, de verzameling ligt teveel voor de hand.
Dat is anders bij Hanne Darboven (1941-2009). Wie had ooit gedacht dat deze minimalistische Duitse kunstenaar, maker van eindeloze reeksen zeer nauwkeurige systematische tekeningen, kon overleven in een interieur dat tot aan de nok toe was gevuld met spullen? Een deel van haar Hamburgse woning is overgekomen naar Londen en hier opnieuw opgebouwd. Een bureau waarvan het blad nauwelijks zichtbaar is door dat wat erop staat: fotolijstjes, asbakken, beeldjes, kandelaars en kleine kunstvoorwerpen, alles keurig gerangschikt, dat wel. Vitrinekasten vol parafernalia, muren vol schilderijen, een levensgrote houten engel met klaroen, een Mickey Mouse-telefoon. Het is een fascinerende mix van high en low culture, en bevredigend snuffelmateriaal voor interieurvoyeuristen.

Verzameling van Hanne Darboven. Magnificent Collections, The Barbican Gallery, Londen. Foto © Peter MacDiarmid, Getty Images
Het is alleen jammer dat het ook niet veel meer is dan dat. Magnificent Obsessions lijkt net iets te vaak mee te dobberen op de huidige trend in museumland: die van de Wunderkammer-opstelling en het gemakzuchtige idee dat het allemaal wel voor zich spreekt wanneer voorwerpen van diverse pluimage bij elkaar worden gezet onder het mom van ‘De Verzameling’. Is niet zo.
Bovendien schiet de tentoonstelling regelmatig tekort in het leggen van bevredigende verbanden tussen de persoonlijke obsessies van de afzonderlijke kunstenaars en hun werk. In het geval van Hanne Darboven moet je maar net weten wat de vrouw zoal heeft geproduceerd aan minimalistische kunst, om je te kunnen verwonderen over haar propvolle interieur. Uit de collage die in The Barbican hangt, de fotografische neerslag van een kunstdiner bij Darboven thuis (tussen al die spullen, vandaar), blijkt dat namelijk niet.

Ansichten van Martin Parr. Magnificent Obsessions, The Brabican Gallery, Londen. Foto © Peter MacDiarmid, Getty Images
En de presentaties van Damien Hirst, maar ook die van koekpottenverzamelaar / pop artist Andy Warhol en ansichtkaartvergaarder / fotograaf Martin Parr, leveren te weinig diepgravende en verrassende inzichten op. Misschien komt het doordat hun werk zo’n letterlijke vertaling is van hun inspiratiebronnen. Of doordat hun collecties al zo vaak vertoond werden. Hoe het ook zij: waren hun verzamelingen afwezig geweest, je had niets bijzonders gemist.
Maar. Gelukkig is daar Edmund de Waal. De presentatie van zijn ‘magnifieke obsessie’ steelt en redt de show vanwege die voornoemde jongensachtige verwondering, die je bijna kunt aanraken bij het bekijken van zijn installaties. Overdacht en liefdevol museumpje spelen – dat is wat De Waal blijkbaar altijd heeft gedaan en dat is wat je ook terugziet in zijn huidige praktijk als kunstenaar. Zorgvuldig rangschikte hij oneindig tere bordjes en kopjes in een kast aan de muur, waarbij hij net zoveel rekening houdt met hun afzonderlijke ‘karakters’ als bij de schelpen, stenen en netsukes uit zijn jeugd.
Hij moet zijn eerste plaats overigens wel delen met de Japanse kunstenaar Hiroshi Sugimoto. Diens ongelooflijk professionele verzameling van bijzondere fossielen, oude medische instrumenten (een doos vol glazen ogen!) en boeken vormt de aftrap van de tentoonstelling en zuigt het publiek naar binnen. Hoewel de verzamelde voorwerpen zeer uiteenlopend van aard zijn en het gevaar van een gemakzuchtige Wunderkammer-presentatie op de loer ligt, roept Sugimoto’s verzameling precies de goede griezelsfeer op voor zijn eigen werk, foto’s van levensechte wasfiguren.
Er hangt er maar één: een zwart-wit afbeelding van een replica van Benjamin Franklin. Maar de enge stijfheid ervan is voldoende om een directe verbinding aan te gaan met de grote achttiende-eeuwse platen van opengewerkte ruggengraten en spierbundels en de oude Japanse medische handboeken waar je nekharen recht overeind van gaan staan. Hier zijn de obsessie en dat wat eruit voorkomt aan elkaar gewaagd. Hier verandert ‘magnifiek’ in ‘magisch’.
Dit artikel verscheen op 19 maart 2015 in de Volkskrant t.g.v. de tentoonstelling Magnificent Obsessions: The Artist as Collector in The Barbican Art Gallery, Londen. Catalogus € 52.