Eerst een waarschuwing. Wie de tentoonstelling van Vivian Maier (1926-2009) in Foam, Amsterdam, bezoekt* en daar fotografisch bewijs verwacht van de buitensporige fascinatie voor rampspoed en onheil van deze zonderlinge fotograferende kinderoppas, komt bedrogen uit. Er is weinig zelfkant te vinden in het heldere overzicht met zwart-wit en kleurenfoto’s en een paar home video’s, daterend van de jaren veertig tot de jaren tachtig, dat sinds vorige week in de statige voorzalen van het museum wordt getoond. Gelukkig, want het zou de blik op haar ongelooflijke en consistente oeuvre onnodig vervormen – maar daarover zo meer.
Gek is het niet, die hoop op een glimp van de duisternis in Vivian Maier. Die werd de afgelopen jaren zorgvuldig gewekt door de details over haar leven die naar buiten werden gebracht, ondermeer door handige p.r.-lui en de door Close Up uitgezonden documentaire Finding Vivian Maier van historicus John Maloof uit Chicago.
Maloof beheert het grootste deel van Maiers nalatenschap. Twee jaar voor haar dood (zo bleek later) kocht hij op een veiling enkele duizenden oude negatieven met straattaferelen en (zelf)portretten, sloeg achterover van de hoge kwaliteit van de beelden en ging op zoek naar de onbekende maker. Dat die vervolgens een excentrieke ‘nanny’ geweest bleek te zijn, die op haar kamer stapels kranten met berichten van moord en doodslag bewaarde, kwam, cru gezegd, goed uit. Er moest immers een verhaal worden verkocht.
Of eigenlijk twee verhalen. Het eerste verhaal is het sprookje van de vondst zelf, door sommigen nu al omschreven als ‘de grootste fotografische ontdekking van de 21ste eeuw’. Het ís ook indrukwekkend, en bijna ongelooflijk. Het gebeurt zelden dat zo’n groot fotoarchief onaangeraakt en ongezien wordt aangetroffen. En dat het materiaal dan ook nog van dusdanige kwaliteit blijkt, dat het meteen aan de muur van het museum kan, is helemaal exceptioneel.
Nouja, ‘meteen’. Hoewel de straatfoto’s die hij op internet plaatste onmiddellijk aansloegen bij het grote publiek, kreeg Maloof geen voet aan de grond bij officiële kunstinstellingen. Het MoMA in New York bleek niet geïnteresseerd in het oeuvre van Vivian Maier.
Komen we bij verhaal nummer twee: de vrouw zelf. Maier woonde het grootste deel van haar leven in bij de mensen op wier kinderen ze paste, zodat ze zelf zoveel mogelijk geld en tijd overhield om de straten van Chicago af te struinen met haar Rolleiflex. Volgens hen die haar kenden, haar oppaskinderen vooral, was ze lief, maar had ze ook een ‘duistere kant’, die ervoor zorgde dat ze soms gemeen was en de kinderen meesleepte naar slachthuizen en ongevallen. Ze zou altijd op zoek zijn naar het kwaad.
Kijk, zo’n verhaal blijft hangen. Alleen al omdat het Vivian Maier rechtstreeks verbindt met die andere mysterieuze Rolleiflex-gebruikster: fotograaf Diane Arbus (1923-1971), wél bijgeschreven in de officiële annalen van de fotografiegeschiedenis, en hoe. Ook Arbus was gefascineerd door de rauwe, verontrustende kanten van het leven, ook zij fotografeerde graag afwijkende mensen op straat, ook zij was zelf enigszins vreemd. De vergelijking met Arbus levert Maier punten op.
Maar er is nog een derde verhaal. En dat wordt verteld door de foto’s zelf, iets wat ze bij Foam goed hebben begrepen. In het oeuvre van Diane Arbus is de fascinatie met obscuriteit evident. Haar misantropie lijkt van de foto’s af te druipen. Niemand, nog geen roze baby, ontsnapte aan haar keiharde flitslicht en haar bijna perverse liefde voor ongemakkelijke momenten.
Dat is anders op de foto’s van Vivian Maier. Daar spreekt veel meer compassie uit. Ja, ook bij haar zijn huilende kinderen te zien. De tentoonstelling wordt zelfs ingeleid door een parade van blèrende, verongelijkte snotneuzen. Maar ze ogen niet wereldvreemd of zelfs eng, eerder lief en meelijwekkend, alsof hun een groot onrecht wordt aangedaan door de volwassenen, van wie op Maiers foto’s alleen anonieme benen en jassen te zien zijn.
Zwervers en gekkies, maar ook verliefde stelletjes en mooi uitgedoste vrouwen konden rekenen op Maiers begripvolle, zachte blik. Ze ving momenten van tederheid, een hand in een hand, aandoenlijkheid. Er ís wel duisternis; er zijn schapen die naar de slacht moeten, er is een ongeval. Maiers talloze zelfportretten zijn soms ronduit alarmerend, omdat ze er door het lage standpunt van de Rolleiflex als een reus op staat. En ja, er is een dood paard langs de kant van de weg. Maar welke zichzelf respecterende straatfotograaf had dat paard níet gefotografeerd?
Foam zag het goed: er is meer in Vivian Maiers oeuvre dan alleen een hang naar ellende. Haar werk is consistent in kwaliteit, het is experimenteel (vooral in die intrigerende zelfportretten, waarop ze haar eigen ernstige beeltenis ving in autospiegels en winkelruiten) en rijk aan details. Kom MoMA: dát verhaal zou toch moeten aanspreken.
* Vivian Maier. Street Photographer was onlangs te zien in Foam, Amsterdam.
Gepubliceerd op 12 november in de Volkskrant.
***
De erfenis van Vivian Maier (1926-2009) is gigantisch.
De twee grootste delen zijn in het bezit van kunstverzamelaar Jeffrey Goldstein (onder andere meer dan 17 duizend negatieven, tweeduizend prints en 30 video’s) en historicus John Maloof (onder andere meer dan 100 duizend negatieven, meer dan 3000 prints, filmrolletjes, bonnetjes, camera’s en kleding). Beiden hebben werk van Maier laten afdrukken, verkopen haar foto’s en proberen haar werk bekender te maken.
Binnenkort moeten ze daar wellicht mee stoppen. Een advocaat (en ex-fotograaf) uit Chicago maakte onlangs bezwaar tegen het exploiteren van Maiers negatieven. Hij claimt een Franse erfgenaam te hebben gevonden, die het recht op haar copyright zou moeten hebben.