Daar is Wainem weer. De troostmeisjes in Japan

Daar is Wainem weer. De oude Indonesische vrouw met de indringende blik sierde in 2010 het omslag van het boek Troostmeisjes* van fotograaf Jan Banning (60). En afgelopen weekend verscheen ze prominent op de cover van het oktobernummer van DAYS JAPAN, een geëngageerd Japans tijdschrift over documentairefotografie. Een opmerkelijke stap, waar, zo verwacht en hoopt Banning, ‘heibel en debat’ van zal komen.

hyoushi-10-2-1

Wainem en de andere Indonesische vrouwen die destijds door Banning werden gefotografeerd, verwijzen namelijk naar een van de grootste Japanse oorlogstaboes: het seksueel uitbuiten van zo’n 200 duizend jonge Indonesische, Chinese, Filippijnse, Koreaanse en ook Nederlandse meisjes door Japanse soldaten tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het is een onderwerp dat in Japan nog altijd voor politieke verdeeldheid zorgt tussen hen die erkenning willen voor de uitgebuite vrouwen en de rechtse meerderheid, die beweert dat de meisjes professionele prostituees waren. De huidige regering onder leiding van premier Shinzo Abe is tot nu toe niet toeschietelijk gebleken in het tegemoet komen van de Indonesische vrouwen.

Tussen 2007 en 2009 reisden Jan Banning en journalist Hilde Janssen door Indonesië om de inmiddels oude en overgebleven troostmeisjes te interviewen en te portretteren. Hun project werd op veel plekken tentoongesteld, ondermeer in Frankrijk, Duitsland en Indonesië, maar nooit in Japan. Nu besteedt niet alleen DAYS JAPAN aandacht aan Troostmeisjes, er is zelfs sprake van een tentoonstelling in 2015, georganiseerd door het kleine Women’s Active Museum on War and Peace in Tokio, met de toepasselijke afkorting WAM. Banning noemt het gebeuren ‘één van de meest bevredigende momenten uit mijn hele carrière’.

‘Het is altijd mijn streven geweest om fotografie een rol te geven in het maatschappelijke debat,’ zegt de fotograaf. Volgens hem is de kans groot dat het in Japan gaat ‘pruttelen’ naar aanleiding van de ‘provocatieve’ daad van het fotografietijdschrift en de plannen van WAM. ‘Ik heb gehoord hoe het gaat wanneer je in Japan een plek zoekt voor zo’n onderwerp: moeizaam, omdat je aan alle kanten wordt geboycot en tegengewerkt.’

Of de voormalige troostmeisjes blij zullen zijn met de situatie durft Banning niet met zekerheid te zeggen. ‘We gaan proberen ze te bellen, maar dat zal lastig zijn. Veel van hen zijn al overleden en de overbleven vrouwen zijn moeilijk bereikbaar en bovendien terughoudend. Maar ik heb gemerkt dat sommige dames ons project als een soort ‘empowerment’ hebben ervaren. Ik vermoed dat zij het prachtig vinden dat dit nu gebeurt.’

Ms. Park Young-Shim (center) poses with her comfort woman friends in North Korean region during the Pacific War. A man with the rifle appears to be Japanese soldier.

Ms. Park Young-Shim (center) poses with her comfort woman friends in North Korean region during the Pacific War. A man with the rifle appears to be Japanese soldier.

Imperial Japanese Army left most sex slaves, or comfort women, behind when the Pacific War was over. These women are the one interned in the US concentration camps.

Imperial Japanese Army left most sex slaves, or comfort women, behind when the Pacific War was over. These women are the one interned in the US concentration camps.

* Lees hier mijn recensie van Jan Bannings tentoonstelling Troostmeisjes in de Kunsthal, 2010 (gepubliceerd in de Volkskrant op 8 mei 2010):

Het portret van Wainem is het bekendste beeld uit de nieuwste serie van Jan Banning, Troostmeisjes. Het is niet moeilijk om te begrijpen waarom dat is. Het is de foto die het meest contrasteert met die titel. ‘Troostmeisjes’ – je voelt aan je water dat dit een joekel van een eufemisme is, een sussend woord dat associaties oproept met zachte oma-armen en onschuldige warmte, en dan WAM – krijg je Wainem.

Wainem is boos. Zo ziet ze er tenminste uit: gefronst voorhoofd, gerimpelde neus, rechte mond en ogen die onweren en regenen tegelijk. Haar schouders zijn opgetrokken, haren verstopt onder een wit mutsje. Ooit, tijdens de Tweede Wereldoorlog, was zij een troostmeisje, een door de Japanse bezetters tot prostitutie gedwongen jonge Indonesische vrouw. Samen met naar schatting tweehonderdduizend andere jonge vrouwen, meisjes soms nog van elf, twaalf, dertien jaar, werd ze te werk gesteld door Japanse soldaten.

Ze moest matten vlechten en eten koken. En daarvoor en daarna en ertussendoor moest Wainem heel andere dingen doen, dingen waarvoor ze zich nu, zo’n 65 jaar later, nog altijd schaamt. Daarom houdt ze alles en iedereen met die borende blik op afstand: het verleden, de fotograaf met zijn grote camera, en iedereen die nu haar beeltenis kan zien. Daar hangt ze, haar gezicht op groot formaat in de Rotterdamse Kunsthal, samen met een aantal lotgenoten. Daar staat ze, op het omslag van het bijbehorende boek, en op de tentoonstellingsuitnodiging. Je kunt onmogelijk om haar heen.

Twee jaar lang reisden Jan Banning en journalist Hilde Janssen door de Indonesische archipel. Ze waren op zoek naar de gezichten achter het grootschalige misbruik van wat inmiddels hoogbejaarde vrouwen zijn. Dat was nog niet makkelijk, zo lees je in Janssens boek Schaamte en onschuld. Het verdrongen oorlogsverleden van troostmeisjes in Indonesië, dat parallel verscheen aan Bannings fotoboek Troostmeisjes, en waarin Bannings portretten in zwart-wit staan.

© Jan Banning: Paini, 1930. UIt de serie Troostmeisjes (Jan Banning en Hilde Janssen), 2010

© Jan Banning: Paini, 1930. Uit de serie Troostmeisjes (Jan Banning en Hilde Janssen), 2010

Sommigen van de slachtoffers hadden hun verleden zo ver weggestopt dat zelfs hun directe familieleden er niets van wisten. Interviews verliepen stroef omdat buren konden meeluisteren, en een keer eiste een bezitterige echtgenoot geld voor een gesprek met zijn vrouw. In totaal interviewden en fotografeerden Janssen en Banning vijftig voormalige troostmeisjes, het bovenste topje van een gigantische ijsberg.

Pas wanneer je beseft hoe groot het zwijgen is dat dit kleine aantal vrouwen na zolang heeft doorbroken, weet je hoe de gedetailleerde portretten van Jan Banning moeten worden opgevat. Hoe ze moeten worden gezien. Als ultieme waarheidsdocumenten.

© Jan Banning: Mastia, 1927. UIt de serie Troostmeisjes (Jan Banning en Hilde Janssen), 2010

© Jan Banning: Mastia, 1927. Uit de serie Troostmeisjes (Jan Banning en Hilde Janssen), 2010

Woede, angst, verdriet, schaamte en verbetenheid – de gemoedstoestanden van decennia hebben de vrouwen er tijdens het nemen van de foto’s in Bannings mobiele studio in één keer uitgegooid, en als een bal richting de camera gegooid. Rang! Die portretten zijn de definitieve bewijsstukken van hun ongeluk, veel meer nog dan de interviews, omdat ze hier eindelijk hun gezichten laten zien en zich daar stuk voor stuk bewust van zijn. Je ziet het aan de ernst in hun ogen, soms zacht, soms bitter – nooit is hun blik vrijblijvend.

Er zijn fotografen die worstelen met de juiste vorm voor hun werk. Dat zie je altijd terug, soms niet direct aanwijsbaar, maar wel voelbaar. Er klopt iets niet, er wringt iets, er lijkt iets tussen het publiek en de foto in te staan waardoor je misschien wel kunt kijken, maar niet goed weet waarnaar dan. Dat is bij de foto’s van Jan Banning nooit het geval. Sta je ervoor, dan vraag je je nooit af of het ook anders had gekund, die vorm – dan kun je gewoon meteen met kijken beginnen, omdat het is wat het is. En het is goed.

Misschien is dat het resultaat van al jarenlang heel projectmatig werken. Elk onderwerp dat Banning aanpakt, of het nu een arm dorp in Malawi is, bureaucratie in acht verschillende landen ter wereld, of de sporen die de aanleg van de Birma-spoorweg achterliet – de fotograaf stort zich erin met de passie van een wetenschapper. Hij doet diepgravend onderzoek voordat hij gaat fotograferen, vaak en graag in samenwerking met een journalist, zoals Hilde Janssen in het geval van de troostmeisjes. Dat onderzoek is wellicht een verklaring voor het feit dat de vorm rechtstreeks, geconcentreerd en gecontroleerd voortvloeit uit de inhoud.

Wat niet wil zeggen dat er geen ruimte overblijft voor verrassingen. Er zit een vlieg op Wainems witte mutsje. Dat heeft iets komisch, en tegelijkertijd is het ongelooflijk dat het beest zo rustig zit op dat gebreide oppervlak, waaronder het broeit en gist en borrelt en grauwt. Jan Banning wuifde de vlieg niet weg. En misschien zat hij er maar even, maar nu staat hij voor eeuwig op de foto. Hij is samen met Wainems priemende gezicht een bewijsstuk geworden van het moment waarop een fotocamera voor het eerst betekenis gaf aan het verdriet in de ogen van het oude Indonesische troostmeisje. Je blijft ernaar kijken.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s