In 1922 zat Edward Steichen in een midlifecrisis. De fotograaf was 43, net gescheiden van zijn vrouw en hikte wanhopig tegen een berg alimentatie aan. Hij was re-de-lijk bekend geworden met schilderijen en met wazige, gemanipuleerde foto’s die op schilderijen leken, want schilderkunst, dat was nu eenmaal de hoogste kunst. Maar nu was Steichen bereid om zijn kwast tijdelijk in de wilgen te hangen; er viel voor hem geen droog brood mee te verdienen en hij was het beu om arm te zijn, vertelde hij aan zijn collega Paul Strand. Hij liep over naar de commerciëlen, mét zijn fotocamera.
Regelrecht naar de New Yorkse uitgever Condé Nast ging hij en accepteerde – voor twee jaar, dacht hij toen nog – een positie als staffotograaf voor de tijdschriften Vogue (modefoto’s) en Vanity Fair (portretten van beroemdheden). Edward Steichen, inmiddels 44 jaar oud, zou zich voor de komende veertien jaar aan de modefotografie committeren. En als het niet zo’n cliché was, dan zou je er achteraan zeggen: de rest, lieve lezer, is geschiedenis. Hoewel dat dus gewoon zo ís. Deze door geldgebrek genomen beslissing gaf de modefotografie van toen een slinger van jewelste. Er zijn mensen die beweren dat de modefotografie van nu er heel anders uit zou zien als Steichen toen niet in zijn depressie was geschoten, en waarschijnlijk hebben die mensen daarin gelijk.
Edward Steichen introduceerde de helderheid en de strakke vlakverdeling van het modernisme. Hij werd daarbij niet langer geholpen door de krullerige beeldtaal van de Art Nouveau-beweging, maar door de geometrische van de Art Deco. Hij presenteerde de vrouw als powerhouse (waarover zometeen meer). En hij was de eerste die beroemde mensen fotografeerde alsof ze fotomodellen waren. Sommigen denken dat Anna Wintour, de huidige hoofdredacteur van de Amerikaanse Vogue dit concept heeft bedacht (Beyoncé, Alexa Chung, Gwyneth Paltrow op de cover!), maar nee. Wintour recyclede gewoon een idee van Steichen. Moet je kijken naar zijn foto van bokskampioen Jack Dempsey uit 1926: hoe elegant dat zwaargewicht erbij zit, hoe het licht valt op zijn brede boksersbakkes en hoeveel aandacht Steichen besteedde aan het zorgvuldig in beeld brengen van zijn donkere wollen pak.

Links: © Edward Steichen: Model wearing a black tule headdress by J. Suzanne Talbot and a brocade coat with black fox collar, 1925
Rechts: © Edward Steichen: Heavyweight boxing champion Jack Dempsey, 1926
Dit alles gebeurde niet van de ene op de andere dag. Edward Steichen was een liefhebber van het pictorialisme, een fotografiestroming waarin de Grote Emotie centraal stond en men zich afzette tegen de opvatting dat een foto simpelweg een opname van de werkelijkheid was. Het was niet zo dat hij zomaar ineens de camera scherp stelde en zich overgaf aan de klare taal van het modernisme. Daar ging tijd overheen, zoals nu goed te zien is op de tentoonstelling Edward Steichen: In High Fashion, The Condé Nast Years 1923-1937 in het Amsterdamse Foam, waarvoor The Foundation for the Exhibition of Photography in Minneapolis zo’n 200 vintage prints bijeenbracht.
Steichens voorganger bij Vogue, Adolphe de Meyer, was ook een aanhanger van het pictorialisme. Hij produceerde mooie, dromerige plaatjes van mooie, dromerige, typisch negentiende-eeuwse vrouwen met lange gewaden die van achteren belicht werden en maar een beetje hingen te hangen of zichzelf bewonderden in een spiegel. In het begin ging Steichen op die voet verder, maar na een paar jaar gooide hij het over een andere, modernere boeg. Hij begon de foto’s te maken waarover John Szarkowski, de latere fotografieconservator van het MoMA in New York, zou zeggen dat ze ‘zo simpel samengesteld zijn, dat de basisstructuur zelfs op een fotokopie overeind blijft’.

Links: © Edward Steichen: Princess Nathalie Paley wearing sandals bt Shoecraft, 1934
Rechts: © Edward Steichen: Actress Mary Heberden, 1935
Het grappige is, dat Steichen niet alle elementen van het pictorialisme overboord gooide. Zijn aandacht voor kleding en stofuitdrukking komen ervandaan, evenals zijn manier van belichten, waar hij wereldberoemd mee werd en die zelfs een apart hoofdstuk heeft gekregen in de prachtige publicatie bij de tentoonstelling. Als pictorialist had hij ervaring opgedaan met het maken van portretten en daardoor wist hij wat hij nodig had om gezichten precies de juist dosis drama en glamour te geven. In het begin waren dat alleen het daglicht en een enkel lampje, later kwam er steeds meer licht, als op een filmset.
Maar er was in elk geval één pictorialistisch gegeven waar Edward Steichen voorgoed mee afrekende: die larmoyante vrouwen. Toegegeven: de fotograaf had de tijdgeest mee. De jaren twintig zagen de opkomst van de vrijgevochten vrouw, de flapper die haar korset het raam uitgooide en de Charleston danste op de motorkap van een auto.
Favoriet model van Steichen werd Marion Morehouse. Op een foto uit 1927 staat ze zelfverzekerd met de handen in haar zij, gekleed in een glitterjurk en gewapend met een lach. Op de achtergrond een gebloemde sofa – was ze vijftien jaar eerder gefotografeerd, dan had ze daar waarschijnlijk zoetelijk en zijig op liggen staren. Nu is daar geen sprake van, die sofa mag blij zijn dat-ie überhaupt nog op de foto mocht.

Links: © Edward Steichen: Actress Jetta Goudal wearing a satin gown by Lanvin, 1923
Rechts: © Edward Steichen: Model Marion Morehouse in a dress by Chéruit, in Condé Nast’s apartment, 1927
In 1937 was Edward Steichen klaar met de modefotografie. Hij zag er geen uitdaging meer in en hij had genoeg geld verdiend. Hij stortte zich een paar jaar op het kweken van delphiniums (ridderspoor). Na de Tweede Wereldoorlog werd hij benoemd tot hoofd Fotografie van het MoMA, alwaar hij de ambitieuze internationale tentoonstelling Family of Man samenstelde, die bestond uit ruim 500 scènes uit het alledaagse leven en waarin zijn gevoel voor Sentiment en Emotie gek genoeg weer helemaal terugkwam, deze keer vertaald in documentairefotografie.
De mode was klaarblijkelijk echt alleen een uitstapje geweest – maar wát voor uitstapje. Wie in Foam tegenover die enorme hoeveelheid uitzonderlijk mooie prints staat, kan niet anders dan dankbaar zijn dat de grootste gebeurtenissen meestal worden bepaald door de kleinste beslissingen.
Edward Steichen: In High Fashion, The Condé Nast Years 1923-1937
T/m 6 september in Foam, Amsterdam. Catalogus €48,40
Gepubliceerd op 28 juni 2013 in de Volkskrant

© Edward Steichen: “Black”: Model Margaret Horan in a black dress by Jay-Thorpe (links) and model Frances Douelon in a black jersey dress (rechts), 1935
Aan het begin van de twintigste eeuw maakte Edward Steichen (1879-1973) een portfolio van ‘Great Men’. Hij portretteerde ondermeer de componist Richard Strauss, de schilder Alphonse Mucha, de beeldhouwer Auguste Rodin, allemaal op pictorialistische, schilderachtige wijze. Steichen was pas begin twintig, maar zijn gevoel voor drama was al volledig tot wasdom gekomen. ‘Met het simpelweg reproduceren van kenmerken en gelaatsuitdrukkingen ben ik niet tevreden’, vertelde hij in 1902 een journalist. ‘Ik kan niet meer dan één foto per dag maken. Het betekent dat ik volledig opga in de persoonlijkheid van mijn model, dat ik mijn eigen identiteit compleet verlies. En wanneer het voorbij is, dan sta ik op instorten – zo ongeveer.’