Jill Peters is een droom van polyvinyl. Sinds ik haar een paar maanden terug voor het eerst zag, is ze door mijn hoofd blijven spoken. Jill, met haar blonde Farrah Fawcett-pruik, haar grijnzende centenbakje en uitstekende voortandjes – ze blies me omver. Ze stond in de hoge gotische tentoonstellingsruimte van De Hallen in Haarlem bovenop een bergje nepijs. Ze was verblindend wit.
Haar huid: wit als albast. Haar kleding: wit als de sneeuw onder haar voeten. Haar sokken: wit als hagel. Haar schoenen: wit als melk.
Dat kwam: Jill Peters was ooit het eerste vriendinnetje van de Amerikaanse kunstenaar Keith Edmier. Ze is inmiddels een volwassen vrouw en lijkt waarschijnlijk al lang niet meer op de versie van zichzelf uit haar puberjaren, maar in het hoofd van de kunstenaar blijft ze altijd die eerste heerlijke jeugdliefde. Hij bracht een sculpturale ode aan Jill Peters, trok haar beeltenis op uit kunststof en kleedde haar in onschuldig wit.
Dat had ik een vreselijk cliché kunnen vinden. Onlangs zag ik twee dramaseries, een Britse en een Amerikaanse, waarin de twee zuiverste, eerlijkste en meest maagdelijke dames voortdurend in romantisch witte, dan wel in zijige roomkleurige kleding moesten rondlopen. Hoe goed de series ook waren, ik ergerde me aan die voorspelbaarheid.
Aan Jill Peters ergerde ik me niet. Zij is een droom, een gelukkige herinnering. Gelukkige herinneringen lichten altijd op uit de duisternis van het geheugen.
Geschreven voor het blog van ZWART/WIT, bij de tentoonstelling
WIT | FOTOGRAFIE, KUNST, DESIGN, MODE, FILM
vanaf 14 september in het Nederlands Fotomuseum in Rotterdam