In herinnering aan Frido Troost (1960-2013)

 

Frido Troost is overleden. Het is een verdrietig idee dat hij nooit meer al pratend en gebarend naar de voordeur van het Haarlemse ICM zal komen lopen om het bezoek binnen te laten.

Ik ging eens door mijn foto’s. Ik heb er maar één waar Frido op staat. Tijdens de eindexamenbarbecue van de Gerrit Rietveld Academie in 2009 had hij zichzelf aangewezen als vleesmeester, terwijl Paul Kooiker zich over een ander feestelijk onderdeel ontfermde. Geen waanzinnige foto, wel een treffend Frido-moment.

Eronder staat een artikel dat ik vorig jaar schreef voor ELLE. Het ging over modefotografie, en waar je die kunt vinden in Nederland. Ik ging er onder meer voor naar het ICM, waar een quasi-driftige Frido tot mijn hilariteit de zaak ondersteboven gooide, op zoek naar dat ene bakje met foto’s.

 

 

Barbecue-god

Schatzoeken

Addie Vassie kan het. Hennie Kommer heeft er een uitgesproken talent voor. Maar Frido Troost spant de kroon wanneer het gaat om het lekker maken van bezoek. Waar Addie Vassie de laden van de witte archiefkast in haar Amsterdamse galerie één voor één opentrekt en instant bevrediging biedt door er grote modefoto’s uit te trekken, en waar Hennie Kommer zich als een ervaren wereldreizigster door de uitgestrekte vlakte van Spaarnestad Photo in Den Haag beweegt en er kleine laatjes vol negatieven opent of haar vinger trefzeker laat gaan langs rijen vol oude Libelle’s, daar beent Frido Troost driftig door de enorme ruimte van zijn Haarlemse fotowinkel annex -onderzoeksplek, Institute for Concrete Matter, op zoek naar die ene geweldige serie fotootjes die hij nu dus even niet kan vinden. Terwijl de regen op het dak klettert, opent hij kast na kast, la na la, en met elke kast, met elke la bouwt Frido Troost de spanning op. Hij duikt met het bovenste deel van zijn lijf voorover in een geheime opening, verdwijnt achter een kast en komt weer tevoorschijn met – aha!

O nee. Niet.

Maar dan toch: hebbes. Twee oude houten archiefkistjes komen tevoorschijn, ooit op de kop getikt toen een Haarlemse sjacheraar was overleden en zijn inboedel onder Jan en Alleman werd verdeeld. Frido Troost kocht een paar van die kistjes. Tjokvol met vierkante glasnegatieven zitten ze, oorspronkelijk afkomstig uit de archieven van het tijdschrift Libelle, later ondergebracht bij Spaarnestad Photo, toen dat nog niet in Den Haag maar in Haarlem zat.

Wat zien we? Truitjes. Sokken. Sjaals. Ensembles van hemdjes, onderbroeken, mutsen. Alles gebreid en netjes uitgespreid, gefotografeerd in de jaren dertig en veertig voor de brei- en haakrubriek van Libelle. Maar ook nette damesschoenen en kanten onderrokken, die laatste uitgewaaierd tegen een witte achtergrond en prachtig bewerkt, niet onderdoend voor Prada-kant. Dit zijn geen gewone archiefkistjes, dit zijn schatkistjes.

En dat is nu precies waarnaar we op zoek zijn: schatten. Fotoschatten welteverstaan. Het idee ontstond tijdens een bezoek aan Gallery Vassie, een Amsterdamse fotogalerie die wordt gerund door de Britse Addie Vassie. Haar liefde voor mode- en glamourfotografie bereikte een voorlopig hoogtepunt in een tentoonstelling met foto’s van Norman Parkinson, een eveneens Britse fotograaf die vooral in de jaren dertig, veertig en vijftig van de vorige eeuw het gezicht van de modefotografie in Engeland bepaalde, met illustere opdrachtgevers als Vogue en Harper’s Bazaar. Na het bekijken van Parkinsons vrolijke modebeelden (modellen gezeten op struisvogels, modellen die in vol modellenornaat, denk parels en hoedjes, spaghetti uit een pan eten, modellen die in hun mooiste kleren door het Engelse platteland struinen) trok Addie Vassie de laden van haar archiefkast open, die kast waarin ze haar geheime voorraad bewaart. En ze bladerde in de talloze koffietafelboeken die ze heeft over de fotografen wier werk ze vertegenwoordigt.

En daar, tussen de prachtige zwart-wit afdrukken van Brian Duffy, ook al zo’n Brits modefotografiekanon, en de portretten die de Fransman Jacques Henri Lartigue aan het begin van de jaren dertig maakte van zijn Roemeense supermodelgeliefde Renée, lag ineens die vraag: Wat is er eigenlijk nog meer te vinden aan bijzondere glamour- en modefotografie in Nederland? Waar kun je zomaar binnenlopen (of desgewenst een afspraak maken) en je laten verrassen door wat een galeriehouder of archiefbeheerder aan moois tevoorschijn tovert? ELLE maakte een rondgang langs twee galeries, een ‘winkel’, een archief en een archiefcollectie, een tour die ongetwijfeld langer had kunnen zijn, maar nu al een prachtig beeld geeft van dat wat het grootste deel van de tijd ligt te liggen tussen zuurvrij papier, in de donkerte van een map of een la of een doos.

Zo’n doodgewone, zwarte kartonnen doos zoals die nu op tafel staat in Galerie Wouter van Leeuwen in Amsterdam. Een niets-aan-de-handdoos waarvan Wouter van Leeuwen zelf achteloos het deksel licht om de inhoud met je te delen: een dikke stapel vintage zwart-wit prints van de beroemdste paparazzo aller tijden, de New Yorker Ron Galella. Gesigneerd. Gesigneerd en gestempeld. Gesigneerd, gestempeld en beplakt – van achteren dan, precies zoals het hoort voor fotofanatici die willen weten of het echt Galella zelf was die de beelden ontwikkelde en zodoende zijn foto’s voorzag van een bepaald magisch aura.

Zij die vooral geïnteresseerd zijn in wat er aan de voorkant op de foto’s staat, worden eveneens op hun wenken bediend. Want daar zijn ze: de talloze beroemdheden. Yves Saint Laurent. Andy Warhol. Woody Allen. Carrie Fisher. Sommigen van hen kijken recht in de camera, anderen proberen die camera juist te ontwijken, want dit zijn geen geposeerde plaatjes. Dit zijn snapshots, gemaakt door iemand die zijn leven in dienst stelde van het achtervolgen van bekende mensen en het fotograferen van die mensen ‘in het wild’. En degene die Ron Galella het liefste achtervolgde en vastlegde, degene die 24 uur per dag op haar hoede moest zijn, maar tegelijkertijd heimelijk hoopte dat hij er weer zou staan, achter een boom, achter een auto, in een portiek, klaar om haar te ‘vangen’ – diegene was Jacqueline Kennedy, later Jackie O. (want toen ze al lang en breed met Aristotle Onassis was getrouwd volgde Ron Galella haar nog steeds obsessief).

Jackie O. zit ook in dat zwarte doosje, gewoon in dat zwarte doosje bij Wouter van Leeuwen. Daar is ze, in een slank gesneden lange jas, met de punten van haar omhooggestoken kraag priemend aan weerszijden van haar hoofd, als om zichzelf te beschermen. Eronder draagt ze een glimmende lange top, riem om haar middel, witte broek. Gitzwarte zonnebril op haar neus.

‘Als modeontwerper ben ik mijn carrière lang beïnvloed door de foto’s van Mr. Galella’, schreef in 2002 niemand minder dan Tom Ford in het voorwoord bij het boek The Photographs of Ron Galella 1965-1989. ‘Hij fotografeerde de iconen die ik bewonderde en benijdde toen ik opgroeide. (…) Veel van waar wij zoveel van zouden gaan houden bij Jackie ontdekten we dankzij Galella’s verborgen camera.’ Met die uitspraken in het achterhoofd komt er bij het bekijken van die Jackie-snapshots maar één woord in je op: Gucci. De kleding die Tom Ford als artistiek directeur voor het modehuis ontwierp zijn duidelijk geïnspireerd op de alledaagse chique stijl van Jackie Kennedy.

Over kruisbestuivingen tussen fotografie en mode gesproken: Gallery Vassie vertegenwoordigt naast het werk van Brian Duffy en Norman Parkinson ook de foto’s van het Engelse ontwerpersduo Antoni & Alison, dat regelmatig nieuwe stoffen ontwerpt aan de hand van gekke foto’s. Addie Vassie spreidt ze met onverholen plezier uit over de lange houten tafel in de galerie. In hun beelden, waarvan de Amsterdamse fotografie-instelling Huis Marseille er ook een paar in de collectie heeft, combineren Antoni & Alison de idiootste dingen met elkaar. Bijvoorbeeld: reproducties van beroemde schilderijen met allerlei etenswaren (aardappels, kwakjes ketchup, Malthesers, karbonaadjes). Of ze printen een foto van een bakje kipfilet, flats! op een rok of een T-shirt. Addie Vassie leerde het stel kennen toen ze nog als conservator fotografie werkte bij het Victoria and Albert Museum in Londen. Vraag haar vooral naar de keer dat ze haar vrienden achter de schermen hielp bij een modeshow en een model moest aankleden. De gezichten die ze tijdens het vertellen trekt zijn net zo onvergetelijk als de foto’s die ze in haar witte archiefkast bewaart.

Hoe zit het eigenlijk met de Nederlandse modefotografen tijdens deze rondgang? Naast Ron Galella presenteert Wouter van Leeuwen regelmatig het werk van internationale sterren als Ellen von Unwerth, Melvin Sokolsky, Rankin, Arthur Elgort én dat van Paul Huf, één van Nederlands beroemdste fotografen. Van Leeuwen vertelt hoe Huf, die in de buurt van de galerie woonde, niet zo lang voor zijn dood in 2002 langskwam en vroeg of de galeriehouder eens wat foto’s van hem wilde verkopen, wat Wouter van Leeuwen prompt deed. Maar voor het gehele oeuvre van Paul Huf kun je beter aankloppen bij het Maria Austria Instituut/MAI in Amsterdam. Daar worden ook (delen van) de archieven van Hans Dukkers, George van Herwaarde en Boudewijn Neuteboom bewaard, allen actief als modefotografen in naoorlogse jaren en daarna. Van Herwaarde, die later bekendheid kreeg als schilder van onder andere pierrots, was zelfs de persoonlijke fotograaf van Frans Molenaar; hij fotografeerde diens zomer- en wintercollecties tot 1978.

Ook in het Maria Austria Instituut beleef je aan het zoeken, of eigenlijk: het feit dat er voor je wordt gezocht, weer de grootste lol. Adriaan Elligens, die hier directeur is en de scepter zwaait over de modefotografie, verdwijnt zo nu en dan naar een andere ruimte en komt dan bijvoorbeeld terug met een mapje. Een oud multomapje is het, waarover Adriaan Elligens heel nonchalant doet, maar waarin de verschillende assistentes van Paul Huf van 1957 tot 1969 mooi wel met potlood (met potlood!) hebben opgeschreven (opgeschreven!) welk negatiefnummer bij welke foto hoort. Waardoor je weet dat die serie charmante foto’s van een model in een kleermakersatelier, met een weefgetouw, garens en vrouwen die zitten te spinnen en te verven, door Huf werd gemaakt in het voorjaar van 1960 voor couturier Dick Holthaus.

Of Elligens neemt ineens een paar jaarboeken mee, gemaakt door Hans Dukkers die zijn fotografie graag op die manier presenteerde aan zijn klanten, compleet met een getypt voorwoord: ‘In het jaar 1960 zagen U en ik de mode met bevallige voetjes over de drempel van een gloednieuw decennium stappen’. Kijk. Van zoiets wordt een mens toch instant blij?

Bijzonder aan Hans Dukkers is, vertelt Adriaan Elligens, dat hij alle krantenrecensies over Nederlandse modeshows (van Max Heymans en Ferry Offerman bijvoorbeeld) bewaarde, aangezien die geïllustreerd werden met foto’s die hij had genomen. Dukkers’ archief bevat zodoende een prachtig historisch overzicht van de receptie van mode in Nederland tussen 1950 en 1970, Dukkers’ topjaren.

Schatten worden er bewaard in die galeries en archieven – en dat zijn niet alleen de foto’s zelf, maar alles wat daarbij hoort: de kistjes, de mappen met contactafdrukken, de dozen, de kasten met hangmappen. En in Spaarnestad Photo, dat sinds bijna een jaar als afzonderlijke collectie deel uitmaakt van het Nationaal Archief in Den Haag, is het ook nog de indeling en rubricering van het historische fotoarchief van de twintigste eeuw dat tot de rijkdommen mag worden gerekend. Die rubricering werd ooit bedacht door de broer van Godfried Bomans, Jan Bomans.

Wie zich hier laat rondleiden door Hennie Kommer (een eer die overigens niet zomaar iedereen ten deel valt; een specifieke onderzoeksvraag is vereist) valt van de ene verbazing in de andere. Feilloos weet de grijze dame hier de weg, ze kent de uitgebreide afdeling modefoto’s van de collectie Spaarnestad Photo van haver tot gort. Hennie Kommer weet dat er mapjes zijn met ‘straatmode’, ‘Parijse mode’, ‘tienermode’, ‘pop art / op art mode’, ‘James Bond mode’, ‘Bonnie en Clyde kleding’, ‘uni sex kleding’, ‘bijzondere kleding’, waaronder ‘papieren kleding’ en ‘televisiekleding’ (en dat is dus geen kleding voor televisiepresentatrices, maar gemakkelijke kleding, pakjes in één stuk, die vrouwen in de jaren zestig droegen wanneer ze op de bank naar de televisie keken).

Hennie Kommer wijst op de bakken vol met foto’s van spijkerbroeken, avondtassen, handschoenen, portemonnees, sieraden en gezondheidsslippers. Ze giert om de ‘Miss’-rubrieken met daarin foto’s van Miss Watermeloen tot Miss Mossel. Er zijn foto’s van speciale schoentjes, een soort opvouwbare ballerina’s, die vrouwen in de jaren zestig aantrokken wanneer ze ergens op bezoek gingen, omdat ze anders het kwetsbare vloerzeil van hun vriendinnen verruïneerden met hun naaldhakken. Er zijn verschillende deelcollecties, zoals die van Walter Blum, een van oorsprong Duitse operazanger die zijn stem verloor en zichzelf leerde fotograferen. Toen hij naar Nederland kwam begon hij studio-opnamen te maken van buitengewoon lieflijke modetaferelen met zelfgeschilderde achtergronden, ondermeer voor Libelle en Eva (de huidige Viva).

En dan is er een laatje met zwart-wit foto’s uit het jaarlijkse ‘badnummer’ van Het Leven, een legendarisch tijdschrift dat aan het begin van de vorige eeuw ontstond en vanaf het begin volledig inzette op fotografie. Elke zomer, vlak na de verschijning van het badnummer, verdubbelde de verkoop van Het Leven, normaal zo rond de honderdduizend exemplaren, want daar waren de dames in badpakken weer. De wulpse, lachende, rokende dames, die hamburgers aten op het strand en frisdrank dronken uit flesjes – daar had je ze weer en elk jaar zagen ze er verleidelijker uit. Op een plank, in een ander gedeelte van het archief, staan de mappen met tijdschriften zelf, waarin je dat ene badnummer uit 1928 kunt opzoeken, dat ene waarvan de zwart-wit foto’s werden ingekleurd, zodat de badpakken en de hoedjes en de kimono’s ineens van de pagina’s afspatten.

Dit alles en nog een hele hoop meer hebben deze vijf archieven en galeries te bieden aan mode- en glamourfotografie. Het is een landschap waarin je zo lang kunt ronddwalen als je zelf wilt. Je kunt er zelfs volledig in verdwalen, zoals Frido Troost weleens doet in de uitgebreidheid van zijn eigen Institute for Concrete Matter. Maar juist in het zoeken naar een bepaald kistje, een speciale doos met glasnegatieven, schuilt de charme van het vinden van iets heel anders. Een archieflade met oude modebeelden levert een zwart-wit foto op van een charmante dame met hoed en in winterjas, afkomstig uit de jaren vijftig. De met de hand getypte tekst op de achterkant is van onschatbare waarde.

‘Ideale mantel om Uw in de oorlog gekochte imitatie bontjasje in op te bergen’, staat er. ‘Al dat imitatiebont was toen erg prettig, maar is nu wel versleten en foei leelijk. U kunt er echter veel plezier van hebben als voering van deze chqieu (sic) winterjas, en er zijn altijd wel mooie stukken die de tot onderaan doorlopende sjawlkraag kunnen vormen en de garneering aan de mouwen.’

En dan verdwijnt de foto weer tussen zijn soortgenoten, terug in de donkere la, waar hij blijft totdat een andere schatzoeker hem opnieuw opdiept.

 

 

Meer Frido? Lees hier.

 

 

Frido-Troost-98308-16-6-98-

3 thoughts on “In herinnering aan Frido Troost (1960-2013)

  1. Prachtig Merel. Zo vreemd te bedenken dat je vorig jaar schreef: “Frido Troost ís het ICM. En hij wil het ook nog wel even zijn, in ieder geval totdat hij genoeg heeft gespaard om zich met zijn Zwitserse vriendin in Basel te vestigen” en nu is hij plots voor altijd onbereikbaar weg.

  2. Frido,
    ik had je nog zoveel te vragen. Wat je bij veel mensen met beeldende kunst deed, deed je voor mij met muziek. Ik wist niet dat je er niet meer bent. Net nu ik je wilde vragen wat de naam van een song was die we jaren en jaren geleden beluisterden ( op de kamer van Robbert). Een te gek gave solo………… Kijk ik vandaag op het net en dan zie ik “Frido Troost overleden” ………sh&%t!
    Je weet inderdaad nooit waar het eindigt.
    Dank je!!!

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s