Op 5 mei wordt het nieuwe boek van Anton Corbijn en Tom Waits gepresenteerd. Een ‘luxury item‘ in een gelimiteerde oplage, waarin het resultaat van 35 jaar samenwerking te zien zal zijn. Ik sprak Anton Corbijn over dit boek in Berlijn voor de Volkskrant. Arno Haijtema interviewde Tom Waits (hier niet te lezen).
Het uur is voorbij. Vanuit de sjieke hotellobby van het Berlijnse Soho House, waar de hangbanken zijn bekleed met grijs fluweel en de hippe langharige baliemeisjes hun klanten behandelen met precies de juiste mengeling van nonchalance en betrokkenheid, heeft fotograaf/regisseur Anton Corbijn (57) zojuist een taxi besteld. Hij moet terug naar de andere kant van de stad, waar de postproductie van zijn nieuwste film A Most Wanted Man wacht.
Hij loopt naar buiten en daar, op de stoep voor het hotel, ziet hij een man met een konijn onder zijn arm. Het is een knuffelkonijn, eigendom van een jongetje dat uitgelaten de hal van het Soho House in rent. De man is een vriend van Anton Corbijn, zo blijkt uit de begroeting die volgt en waarnaar de auteur van dit stuk, het afgelopen uur nog vers in haar geheugen, licht verbouwereerd staat te kijken.
Dit is wat ze ziet: een lijf van zo’n twee meter lang dat de lucht in schiet van enthousiasme. Pompende handen, een omhelzing, gelach. Een stem schalt over straat: ‘The man with the bunny! The man with the bunny!’.
De uitbundigheid contrasteert nogal met de ingetogen stemming van hiervoor, toen dat lange lijf zich loom had uitgestrekt op een bank in het besloten restaurant van het Soho House en die stem zich zacht en hier en daar haperend door het gesprek had geslagen. Tegelijkertijd valt een aantal puzzelstukjes eindelijk op zijn plek. Misschien had Anton Corbijn gelijk. Over vriendschap praat je niet. Vriendschap laat je zien.
Een uur eerder.
De bedoeling van dit gesprek is duidelijk hè? Mijn collega heeft met Tom Waits gesproken over jou. En ik wil het nu met jou graag over Tom Waits hebben.
‘O… O god, dan heb je aan mij niet zo’n goeie, volgens mij. Ik zeg altijd dat mijn foto’s het verhaal zijn. Je hebt een ontmoeting met iemand en die beelden zijn eruit gerold. Daar moet je het mee doen. Al het aanvullende is afbrekend.’
Hoe bedoel je?
‘De sterkte van wat je maakt wordt meestal afgebroken door alles wat je eromheen vertelt. En dat vind ik zonde.’
Ah.
‘Komt nog bij dat veel van de mensen die ik fotografeer bekend zijn. Dus dan kom je al heel gauw in verhalen die meer naar gossip toe gaan, snap je? Daar voel ik me ongemakkelijk bij. Ik ben heel terughoudend…’
Dus je gaat niet vertellen hoe jij en Tom…
‘… en dat geldt ook voor wat ik over een fotoshoot vertel trouwens. De kracht van de fotografie is dat jij jouw verhaal vertelt en dat iemand anders dat kan oppakken zoals hij wil. Als fotograaf deel je altijd momenten, maar ik vul de foto’s liever niet teveel aan met anekdotes. De foto’s zijn onderdeel van de werkrelatie en de vriendschap die Tom en ik hebben, maar er is natuurlijk nog veel meer.’
Het mag op zijn minst opmerkelijk genoemd worden dat in deze tijd, waarin je struikelt over de handboeken, het handboek Hoe interview ik Anton Corbijn? nog altijd niet is verschenen. De fotograaf is aardig, verlegen, hoffelijk, prettig wars van kapsones en verrassend geestig op zo’n onderkoelde manier dat je soms niet zeker weet of hij zelf wel helemaal doorheeft hoe gevat hij kan zijn. Maar een prater is hij niet. Hij ontwijkt vragen door eenvoudigweg te zwijgen, een tikje kribbig te antwoorden dat ie daar geen antwoord op gaat geven of door een grapje te maken. Het is geen onwil – zo komt het tenminste niet over. Het is niet onhebbelijk. Het is wel bijzonder effectief.
Iemand 35 jaar volgen – dat lijkt me bijzonder.
‘Ja. Terwijl ik pas 34 ben. Dat maakt het nog bijzonderder.’
Wat voor relatie heb je met Tom Waits?
‘Een long distance relationship.’
Is dat moeilijk?
‘Ja. Maar we zijn sterk. We houden dat gewoon vol. En soms missen we elkaar te erg; dan zoeken we elkaar op.’
Hij grinnikt en zwijgt even. Dan zegt hij, plotseling serieus: ‘Kijk, het was nooit onze bedoeling om dit boek te maken. Zoiets ontwikkelt zich. Het was altijd gewoon: een foto nemen. En dan nog eens een keer een foto nemen. Al mijn samenwerkingen, ook die met U2 en Depeche (Mode – red.), hebben zich zo organisch ontwikkeld. Dat is heel mooi en heel bijzonder. Ik zie als fotograaf alleen maar voordelen in het hebben van zo’n lange relatie, dat je bijna een soort familie bent geworden. Veel barrières die je normaliter zou kunnen hebben bij het fotograferen van iemand bestaan dan niet meer. Je komt veel dichterbij.’
Dichterbij komen – dat was precies wat Anton Corbijn in de jaren zeventig wilde, toen Tom Waits ‘ergens in Amsterdam’ optrad en de fotograaf hem zag zitten. De jonge Corbijn, afkomstig uit een hervormde domineesfamilie uit het Zuid-Hollandse Strijen en in die tijd alleen maar geïnteresseerd in muziek, maakte snel en zonder het te vragen een paar foto’s. ‘Toen was dat allemaal wat vrijer, easier. Minder officieel. En ik was verlegen. Ik durfde het niet te vragen, ik deed het gewoon.’
Wanneer hij nu naar die eerste foto’s kijkt – zonder dat hij het nou over een specifiek beeld wil hebben – ziet hij vooral twee mannen die nog niet zo goed weten hoe ze met zichzelf moeten omgaan. Tom Waits was al wel Tom Waits, maar zoekt nog duidelijk naar de juiste houding, de juiste blik. En Anton Corbijn komt nog niet zo dichtbij als hij eigenlijk zou willen. Pas vanaf 1983, toen de wilde Waits een beetje beter wist welke kant hij opwilde en getrouwd was met zijn muze Kathleen Brennan, werken de muzikant en de fotograaf echt samen. Ze vonden elkaar, zegt Corbijn, in een manier van werken die op het eerste gezicht nonchalant en ruig en grofkorrelig overkomt, maar die in feite ‘heel precies’ is.
‘Wat dat betreft passen we bij elkaar: allebei op het oog heel rauw. Maar ook heel erg caring in wat we maken.’ Langzaamaan raakten ze bevriend. ‘Een enorme bonus’, noemt Corbijn die vriendschap.
‘Eerst was ik gewoon een buitenlandse fotograaf waar hij last van had, volgens mij. Maar op een gegeven moment heeft hij mijn werk gezien. Ik was bevriend met Captain Beefheart (een Amerikaanse muzikant – red.) en had foto’s van hem gemaakt. Tom was groot fan van Captain Beefheart en ik geloof dat dat werk een soort teken van vertrouwen was.’ Stilte.
‘Misschien ook niet, dat moet je aan Tom vragen. We praten er niet zoveel over.’
Op sommige latere foto’s lijkt het of Tom Waits dwars door de camera heen naar jou kijkt. Alsof jullie in gesprek zijn en de camera er niet eens is.
‘Ja. Dat is soms ook zo.’ Stilte.
‘Er is eigenlijk nooit een plan, snap je. Ik heb nooit assistenten bij me, er is geen make-up. We zijn altijd alleen. Gewoon twee volwassen mannen die doen alsof ze dat niet zijn. We spelen, Tom neemt spullen mee en er komt altijd iets uit. Soms is ie vrolijk, soms kwetsbaar en soms is ie boos.’
Heeft hij ook weleens geen zin?
‘Ojaaaa! Absoluut.’
Wat doet hij dan?
‘Als hij zijn dag niet heeft doet hij een beetje nukkig.’
En wat doe jij dan?
‘We kennen elkaar te lang om dat in de weg te laten staan.’
Hij fotografeert zelf ook. Wie is de baas tijdens de shoot?
‘Ik geloof niet dat zo’n definitie überhaupt ter sprake komt.’
Hoe zie jij Tom Waits het liefst?
‘Naakt, bedoel je? Die foto’s hebben het boek helaas niet gehaald.’ Grote grijns.
Later zal Anton Corbijn nog een mail sturen. ‘Ik weet niet of het in het gesprek goed naar voren kwam’, schrijft hij, ‘ maar één van de redenen dat ik Tom zo vaak en graag fotografeer is natuurlijk ook omdat ik geniet van zijn gezelschap, geïnspireerd word door zijn kijk op het leven en hoe hij daarmee omgaat en omdat ik zijn lach heel aantrekkelijk vind. Als je Tom voor de camera hebt, heb je meteen een verhaal. Er is zoveel te lezen in zijn gezicht.’
De fotoshoots zijn voor beiden een ‘ontsnapping’, zegt hij, terwijl hij in het Berlijnse restaurant met lange dunne vingers even op de tafel roffelt. Niets hoeft op de dagen dat ze samen zijn. Nergens houden ze rekening mee, die twee spelende mannen: niet met hun publiek, niet met het fotoboek dat zal verschijnen, niet met dat eindeloze gevraag van bepaalde journalisten die willen weten waarom er een gat van tien jaar in het boek zit en of dit project misschien het einde is van hun samenwerking.
‘Er was een tijd dat ik Tom niet fotografeerde. Er was toen nog helemaal geen idee om naar iets toe te werken. Voor het boek was het mooier geweest als er van elke periode iets in had gezeten. Maar aan de andere kant: het boek beoogt niet om meer te zijn dan wat het is. Als ik alle foto’s zo bij elkaar bekijk, dan zie ik dat ik soms heel dichtbij gekomen ben.’
‘We gaan natuurlijk gewoon door. Mijn werk bestaat niet als ik het niet met anderen kan delen. Maar het is niet zo dat er een periode wordt afgesloten. Dit boek verstoort de vriendschap niet. Teveel praten over vriendschap over het algemeen wel, dus ik praat er weinig over.’
Hij laat het zien. De surrealistische ontmoeting met de konijnenman (het is trouwens Fran Healy, de zanger van de Schotse band Travis), even later buiten op de stoep, is een toegift. Wanneer Anton Corbijn niet lang daarna zijn lijf heeft opgeklapt in een taxi en is verdwenen, klopt het besef op de deur. Potverdorie. Even waren we heel dichtbij.
Waits/Corbijn ’77-’11. Schirmer-Mosel. 272 pagina’s, 226 kleuren- en duotone foto’s, hardcover, €150. Vormgeving door SMEL, Amsterdam
Gepubliceerd op woensdag 17 april 2013 in de Volkskrant, pagina V2-3.
Mooie ontmoeting en levendig verwoord!
Sinds vanmiddag een uniek collector’s item book nr 2618 gesigneerd door ‘Bert’, alias Anton Corbijn in mijn bezit; ongelofelijk mooi!
Dankjewel!
Prechtig interview, je schrijft alsof we er gewoon bij zitten,
heerlijk Merel!
Lieve groet
Lies K
Dank lieve Lies!