‘Geen Sensation maar sensitivity’

 

Vijf jonge kunstenaars maken kans op de Volkskrant Beeldende Kunst Prijs 2013. Ze zijn gekozen door vijf kunstkenners. Ik interviewde twee van die scouts over hun keuze.

 

 

Infinite Movement, painted wood, metal, engine, 2011

Chaim van Luit: Infinite Movement, painted wood, metal, engine, 2011

 

 

‘Het zette mijn waarneming op scherp’

Stijn Huijts over Chaim van Luit

 

 

Het was op de eindexamenexpositie van de kunstacademie in Maastricht dat Stijn Huijts voor het eerst de draaiende lattentrommel (‘ronddraaiende lampenkap’, noemt Huijts het kunstwerk) van Chaim van Luit (27) zag en dat hij ‘aangenaam verrast’ was. Hier was iemand die iets ‘volstrekt eigenaardigs’ maakte met ‘minimale middelen’. Huijts, sinds een jaar directeur van het Bonnefantenmuseum in Maastricht, stond er een tijdje naar te kijken terwijl hij dacht: ‘Waar kíjk ik naar?’.

Nou, naar ronddraaiende zwarte latten dus, maar het effect was dusdanig fascinerend, dat Huijts het gevoel had dat hij een abstracte film aan het bekijken was. Of naar de beelden binnenin een praxinoscoop, een negentiende-eeuwse uitvinding die een reeks plaatjes aan de binnenkant van een ronddraaiende cilinder tot ‘leven’ bracht. ‘De beweging bleef op mijn netvlies staan. Het ging over ritme en perspectief. Over kijken. Het zette mijn waarneming op scherp.’

En er was nog meer, daar in Maastricht. Er waren witte latten die schuin tegen een witte muur stonden en waarvan de fel gekleurde achterkanten weerspiegelden op die muur. ‘Een efemeer lichtspel.’ Er was een videoregistratie van een fietswiel dat achtjes draait door gekleurd pigmentpoeder. Huijts kocht die video voor de collectie van het Bonnefantenmuseum. Het was één van zijn eerste aankopen voor het museum.

Dat is misschien wel wat hem zo aantrekt in het jonge oeuvre van Chaim van Luit: dat de kunstenaar continu op het ‘snijvlak van het natuurkundige en het esthetische’ lijkt te werken, op een simpele maar ‘mooi gereduceerde’ en ‘goed uitgepeurde’ manier. Soms zit het tegen op art aan, die twintigste-eeuwse schilderkunstige richting die kwistig gebruik maakte van optisch illusionisme.

‘Hij werkt in een traditie die wat verder teruggaat in de kunstgeschiedenis’, zegt Huijts. ‘Hij zet formele middelen in om een bepaalde mood op te roepen. En hij gaat in dialoog met modernistische tradities. Zoals hij dat doet, heb ik het lang niet gezien.’

Niet dat Van Luit de enige is die dit doet. Er zijn ook anderen van wie het werk bestaat bij de gratie van zintuiglijke ervaringen. Maar Chaim van Luit is volgens Huijts een bijzonder voorbeeld.

‘Uiteindelijk is al zijn werk, ook al is het dan vaak driedimensionaal, terug te brengen tot schilderkunst. Maar kijk naar de huidige schilderkunst en je ziet dat het veelal figuratief is, en narratief. Niet bij Chaim van Luit. Die kiest een andere weg en concentreert zich op het onderzoek naar de waarneming. Zijn werk gaat over kleur, compositie, ritme, vorm. Wat zien je ogen precies? Met welke frequentie kijk je? Dat soort vragen vertaalt hij in kunstwerken die iets doen met je blik. Dat blijft me boeien.’

Wat verwacht Huijts van zijn protegé? ‘Gewoon: dat-ie lekker keihard doorwerkt.’ De kunstenaar moet zich blijven ontwikkelen en vooral ‘niet teveel in de regio blijven hangen’.

‘Het allerbelangrijkste is dat hij door deze nominatie in het speelveld wordt gebracht. Dat ie wordt opgemerkt en opgepikt. Ik verwacht dat hij nog veel beter wordt. Hij is eigengereid genoeg.’ Die komt er wel, zegt Huijts.

 

 

 

Esther de Graaf bij KiK, Kolderveen, 2012

Esther de Graaf bij KiK, Kolderveen, 2012

 

 

Leve de Nieuwe Sculptuur

Ad de jong over Esther de Graaf

 

In deze tijd, zegt Ad de Jong, waarin elk idee, elk gevoel moet worden omgezet in geld of Facebook-pagina’s of succes, staat het werk van Esther de Graaf op zichzelf. Het is ‘bescheiden’. Het is ‘niet gekapitaliseerd’. Het is direct en ‘adembenemend’.

‘Wat je ziet is wat ze ermee bedoelt. En dat is niks méér dan de verschillende materialen die met elkaar verbindt. Daar gaat het om: om het creëren van een nieuwe beeldtaal en om het bouwen van sensitieve en uiterst kwetsbare structuren, waarbij je je eigen verbeelding moet gebruiken. Ik word vrolijk van haar beelden. Ze geven mij een gevoel van utopisch positivisme.’

Zo. Als het aan Ad de Jong ligt, staat Esther de Graaf (28) op de kaart. De beeldend kunstenaar en oprichter van de Amsterdamse tentoonstellingsruimte W139 ontmoette haar een paar jaar geleden toen zij artist in residence was in Groningen en iemand zocht met wie ze kon praten over haar werk. Dat deed hij graag en hij was op slag gegrepen door de sculpturen die ze maakte.

Hij zag ‘ruimtes van hout en plastic, aan elkaar geplakt met tape, niet heel ingewikkeld, eerder primitief’. Een stuk styrofoam waardoorheen vier stukken hout waren gedrukt, zodat het bleef staan, als een beest. En later, want hij bleef haar vanaf toen uiteraard volgen, zag hij dat ze met dun ijzerdraad, aluminiumfolie en plakband een constructie (Light Navigator) had gemaakt die zo broos was dat hij het ‘bijna niet geloofde’.

‘Haar werk voldoet niet aan de museale standaarden. Daar gaat het aan voorbij. Meestal is het om te huilen zo fragiel, als je één keer ademt valt het om. Het bevindt zich op de grens van hoe het nog in elkaar kan blijven zitten.’ Niet handig natuurlijk, wat betreft vervoer, verzekeringen, veiligheidsrestricties. Maar Esther de Graaf wijkt volgens Ad de Jong niet van haar zelfgekozen pad af.

Een zeldzaamheid, vindt hij: iemand die zich na behaalde successen niet terugtrekt binnen de veilige wereld van de ‘internationale biënnaletaal’ van doorgaans ‘magere ideeën’ die op hun allergrootst moeten worden uitgevent. Haar sculpturen ‘staan in contrast met dat spierballengedoe, met die bouwwerken die met grote schroefmachines in elkaar worden gestampt, of met dingen die al veel eerder en beter door anderen werden gedaan’.

Esther de Graaf is de toekomst, zo ziet Ad de Jong dat. ‘Zij buit haar eigen ideeën niet uit. Ze blijft bouwen aan een nieuwe, hedendaagse beeldtaal die zichzelf nooit herhaalt en die bovendien heel genereus is. Haar structuren géven heel veel.’ Vrolijkheid dus, en vertrouwen in de toekomst van de kunst.

Dat is precies waar Ad de Jong naar op zoek was. Hij zocht een alternatief voor de ‘conceptuele en tekstgerelateerde kunst’, naar iets wat zo kwetsbaar is dat het ‘in deze wereld bijna niet meer kán’. En hij vond het in het werk van Esther de Graaf. Hij bedacht zelfs een leus, hij flapt hem er zo uit: ‘Geen Sensation, maar sensitivity’, waarin ‘Sensation’ verwijst naar de Britse machokunst van de jaren negentig. Die tijd is, als het aan Ad de Jong ligt, voorgoed voorbij. Leve de Nieuwe Sculptuur.

 

 

Gepubliceerd op 8 maart 2013 in de Volkskrant.

De drie andere genomineerde kunstenaars voor de VKBK-Prijs zijn Femmy Otten (voorgedragen door Toos Arends, directeur Centrum Beeldende Kunst Drenthe); Zoro Feigl (voorgedragen door Jeroen Bosch, beeldend kunstenaar en oprichter van cultuurwebsite Trendbeheer); en Saskia Noor van Imhoff (voorgedragen door Marlene Dumas, beelden kunstenaar). Werk van de genomineerde kunstenaars is tot en met 16 juni te zien in het Stedelijk Museum in Schiedam. Op 21 april wordt tijdens een rechtstreekse uitzending van het NTR-programma Kunststof TV de winnaar bekend gemaakt.

 

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s