Wie de ultieme kracht van fotografie wil voelen, moet de foto’s zien die Paul Fusco maakte op 8 juni 1968. Dat was de dag waarop de vermoorde presidentskandidaat Robert F. Kennedy de laatste eer werd bewezen tijdens een treinrit van New York naar Washington. Paul Fusco reisde mee met de trein, waarin zich behalve de kist, ook Kennedy’s weduwe, hun kinderen, vrienden (‘echte en would-be’, schreef Evan Thomas in Kennedy’s biografie) en diverse politici bevonden.
‘Paul, ga met die trein mee’, had William Arthur, redacteur van LOOK Magazine, die morgen tegen Fusco gezegd. En dat deed Paul.
Het waren de dagen dat zoiets nog gewoon kon, dat je als fotograaf niet eerst duizend formulieren hoefde in te vullen en je van top tot teen moest laten screenen. Fusco klom in de trein, en de volle acht uur die de rit in beslag nam, richtte hij zijn camera naar buiten, naar de (volgens schattingen achteraf) miljoen mensen die zich langs de spoorweg hadden verzameld om afscheid te nemen van ‘hun’ Bobby.
De foto’s die Fusco toen nam, werden pas ruim dertig jaar later voor het eerst gepubliceerd, in het tijdschrift George. Vanaf toen ging het hard. Magnum toonde ze op het documentaire festival in Perpignan en er kwam een boek. Achteraf is het nauwelijks te begrijpen waarom het zo lang heeft geduurd. Waarschijnlijk was het onderwerp te pijnlijk voor de Amerikanen. Behalve Bobby Kennedy werd in datzelfde jaar (63 dagen eerder om precies te zijn) Martin Luther King vermoord en was vier jaar daarvoor President Kennedy doodgeschoten.
De kracht van Paul Fusco’s foto’s is dan ook mede te danken aan de explosieve golf van rouw die over het land spoelde en die zoveel mensen langs die spoorlijn deed verzamelen. Daar stonden ze: wit, zwart, arm, rijk, oud, jong, alleen of in groepen.
Ze stonden overal waar het maar kon, op bruggen, op trapveldjes, in tuinen, soms achter een hek, vaker gewoon aan of op de rails. Ze hielden spandoeken vast (‘So-Long Bobby’), zwaaiden met zakdoeken en bloemen, huilden tranen met tuiten, juichten, salueerden en legden hun hand op hun hart.
Een fantastisch tijdsbeeld bieden die foto’s, ook (of juist) wanneer ze door het rijden van de trein bewogen zijn. Die kleding, die zonnebrillen, die kapsels. Sommige vrouwen verschenen die dag met krulspelden in hun haar. Er was een pubermeisje in een roze bikini, er waren nonnetjes in habijten, zwarte meisjes in schooluniformen en verschillende Jacky Kennedy-look-alikes. Een boerenechtpaar met vijf kinderen, opgesteld van groot naar klein.
Ze wuifden naar de trein. Naar de kist van Bobby Kennedy, maar ook naar Paul Fusco, die maar klikte en klikte en klikte. Hij keek door zijn camera.
Dat is waar zijn fotoserie boven alles over gaat: over kijken. Fusco keek naar de menigte die weer naar hem keek. Sommige mensen keken recht in de lens, en je ziet dat zij op dat moment wisten hoe belangrijk hun aanwezigheid was. Veel van de mannen langs de kant, en een enkele vrouw, hadden een camera bij zich, die zij op hun beurt op de rijdende trein richtten, om de herinnering aan die dag levend te houden, om te bewijzen: Kijk! Ik was erbij, ik heb dit meegemaakt.
Zo simpel kan het dus zijn, die fotografie. Paul Fusco’s Funeral Train is om te huilen zo mooi en eenvoudig. Meer hoeft er eigenlijk niet over te worden gezegd.
Uit de oude doos: een stuk uit de Volkskrant van 24 augustus 2010, naar aanleiding van de tentoonstelling Paul Fusco: Funeral Train in het Nederlands Uitvaartmuseum in Amsterdam.