Soms ziet ware liefde eruit als een bolletje wol. Ik zat in de trein naast een grote vrouw met een Duits accent. Ze was orkestmuzikant, haar instrument leunde in een zwarte koffer tegen haar knieën. Haar hobby was breien, vertelde ze aan haar jongere collega, die tegenover mij zat en blijkbaar ook van handwerken hield. Zij begon de grote vrouw het hemd van het lijf te vragen. Welke pennen ze het beste kon gebruiken voor de sjaal die ze wilde breien voor haar zoontje. Welke steek ze moest kiezen, en welke wol. Het moest niet te grof want ze wilde niet dat de kou alsnog door de gaten naar binnen stroomde richting babynekje. Ze kreeg uitgebreid antwoord.
En toen haalde de grote vrouw iets uit een wit plastic tasje dat ze bij zich had. Het was een bolletje groene wol. Kerstgroen, met kleine gouden stipjes die in de stevig uitziende draden waren verwerkt. Het bleek wonderwol uit Duitsland, speciaal geïmporteerd door deze vrouw, want in Nederland waren deze bolletjes volgens haar werkelijk nergens te krijgen. De prijs was er dan ook naar, zei ze.
Haar collega vroeg nieuwsgierig wat ze met die wol ging doen. Daar was ik inmiddels ook benieuwd naar. Haar antwoord luidde: ‘Kerstzokken. For mein man.’ De vrouw aan de overkant glimlachte verrukt, alsof haar zojuist een lumineus idee aan de hand was gedaan. Ik moest ook glimlachen, achter het boek dat ik niet las.
Normaal gesproken voel ik me niet geroepen om me een voorstelling te maken van de voeten van iemands echtgenoot (in het algemeen moet ik trouwens weinig van voeten hebben), maar deze zag ik wel voor me. Ik deed mijn ogen dicht en daar waren ze: een paar reusachtige, over elkaar geslagen voeten, gehuld in gebreide groene jasje met glinsterend gouden details en beginnende gaatjes aan de zijkant, precies daar waar zij per ongeluk expres een paar steken had laten vallen uit liefde voor zijn kleine teentjes die haar weldra tegemoet zouden piepen, dwars door de wonderwol heen.
Pingback: 2010 « TheAubergineCoat