Waar de naaimachines altijd snorren

 

TextielLab in het Audax Textielmuseum, Tilburg

 

‘Het kloppende hart’ van het museum – zo omschrijft het Audax Textielmuseum in Tilburg trots de afdeling die men TextielLab noemt. Maar wie er één stap over de drempel zet, weet beter. Het TextielLab doet meer dan alleen maar kloppen. Deze fabriekshal, uit het einde van de negentiende eeuw en voorzien van een met uniek houten sheddak, is het stampende, swingende, ratelende, zoemende, piepende en zacht zingende binnenste van het museumgebouw.

Tientallen machines staan hier dagelijks te breien, te naaien, te borduren, te laseren, te verven, te tuften en te weven. De eerste seconden, waarin de aanblik van de verzadigde kleuren van de garens en de wilde patronen van de stoffen, en het gonzende geluid van al die apparaten, zijn overweldigend.

 

TextielLab: de rondbreimachine

 

 

TextielLab: de verfruimte

 

Enigszins daas dwaalde ik door de ruimte. Het was er bloedheet. De geur van warme stof (die bestaat echt) drong mijn neus in en steeg naar mijn hoofd. In een aangrenzende zaal stond een reusachtige stoommachine te draaien.

Hoe moet het zijn om dag in, dag uit te werken op een plek die zo’n aanslag doet op je zintuigen? Ik moest denken aan een passage uit het boek The Rise of David Levinsky, geschreven in 1917 door Abraham Cahan. Hij vertelt hierin over de Poolse jood David Levinsky die aan het einde van de negentiende eeuw, zoals zoveel van zijn landgenoten, naar New York emigreert. Hij komt er te werken in de kledingindustrie, en groeit uit van leerling-kleermaker tot eigenaar van een succesvolle mantel- en jassenfabriek, waar de naaimachines altijd snorren. Cahan beschrijft hoe Levinsky aan dat geluid went.

By little and little I got used to my work and even to enjoy its processes. Moreover, the thinking and the dreaming I usually indulged in while plying my machine became a great pleasure to me. It seemed as though one’s mind could not produce such interesting thoughts or images unless it had the rhythmic whir of a sewing-machine to stimulate it.

Ik probeerde goed te luisteren naar de kakofonie in het TextielLab. Zat er jazz in dat lawaai? Kon ik er bepaalde ritmes in herkennen waarop mijn gedachten dansen konden? En verdraaid – na een tijdje hoorde ik het: de trillende bas van al die stampende apparaten op de grond, het monomane sjikketjakketjikketjakke van het gemechaniseerde weefgetouw – en de stoommachine deed ‘tshhhhhhhhhhhj’ (dacht ik). Het leek verdorie wel een scène uit Dancer in the Dark van Lars van Trier, en dan was ik zeker Björk die als een tovenaarsleerling de levenloze dingen tot leven bracht.

Dit moest haast wel het resultaat zijn van het wonderlijke aanpassingsvermogen van het menselijke brein. Zet iemand in een bak herrie en binnen de kortste keren zal hij je verzekeren dat hij Gershwin hoort.

 

De stoommachine

 

Plaats een reactie