Wie goed oplet, kan de euforie nog voelen rondzweven door de bovenzalen van het Stedelijk Museum in Amsterdam, daar waar de muren nu behangen zijn met de foto’s van Jeff Wall. Want oh: Jeff Wall. De lichtbakkenfotograaf! De man van de levensgrote, verhalende en geënsceneerde afbeeldingen, die de kijker al vanaf de jaren zeventig lokken en hem vaak ook meteen weer de toegang ontzeggen. Ze ogen toegankelijk, maar kunnen zich bij benadering in nevelen hullen, net als de maker zelf trouwens, die niet uitweidt over zijn werk.
Het is deze internationaal vermaarde en enigmatische Canadese fotograaf die in het vernieuwde Stedelijk het fotografische spits mag afbijten. Met hem wilde Hripsimé Visser, sinds 1990 werkzaam als conservator fotografie, haar eerste grote tentoonstelling sinds de verbouwing maken. Dat liet ze het grote publiek al weten in de opmaat naar de museumopening in september 2012, toen menig journalist haar naar haar plannen vroeg.
In feite was het allang een uitgemaakte zaak. Wat heet: zes jaar geleden, nadat Jeff Wall een groot overzicht had gehad in het MoMA in New York en het Stedelijk Museum nog een bouwput was, begon Visser aan haar eigen presentatie te werken. Haar droompresentatie, zou je kunnen zeggen, na zoveel jaren geduldig wachten: Jeff Wall – Tableaux Pictures Photographs 1996-2013. En hoe is dat voor de museumbezoeker?
Ook die mag tevreden zijn. Het is prettig toeven hier, in de zalen waar niet chronologisch, maar losjes op sfeer werd geordend. Er is weinig te lezen, de foto’s krijgen volop de ruimte en hoewel Walls recente werk de spanning mist van zijn oudere, blíjf je rondlopen, kijkend, vergelijkend, onderzoekend.
De verstandhouding tussen de fotograaf en het Stedelijk gaat ver terug. Walls foto’s waren in 1985 voor het eerst in het museum te zien, in een schokkende dubbelpresentatie met de foto’s van Günther Förg. Schokkend omdat de foto’s van Wall in kleur waren én hij ze als dia’s presenteerde op die lichtbakken, waardoor ze aan ordinaire reclamebeelden deden denken. Reclame! In een kunsttempel! Dat gebeurde onder de vorige conservator Els Barents, de huidige directeur van Huis Marseille in Amsterdam.
Hripsimé Visser, afkomstig uit de Rotterdamse fotografiewereld van de jaren tachtig, waar de geënsceneerde fotografie de boventoon voerde, nam de liefde voor Wall over. Hij paste goed in haar ijver om fotografie, of een deel daarvan, als beeldende kunst te laten gelden. Haar keuze voor zijn werk als eerste presentatie is dan ook een begrijpelijke. Een begrijpelijke én een veilige.
Wall is, net als de Amerikaanse fotograaf Nan Goldin, zowel binnen de wereld van de beeldende kunst als in die van de fotografie bekend en zeer geliefd. Zijn beelden houden het midden tussen documentaire en enscenering, en roepen vertwijfeling op bij de kijker.
Is het echt, is het niet echt, en vooral: wat wil die fotograaf van me, met zijn nadrukkelijke verwijzingen naar films en schilderijen? Kijk naar een monumentaal tableau van Jeff Wall en je blik wordt teruggekaatst: je beseft dat je naar een afbeelding van een situatie kijkt en niet naar de situatie zelf. Dat soort metafotografie doet het goed in een kunstmuseum en bij het bijbehorende publiek.
En daar gaat het Stedelijk dan, mét Wall een heel nieuw tijdperk in. Een tijdperk dat radicaal anders is dan tien jaar geleden en waarin iedereen ouder is geworden, ook Jeff Wall, ook Hripsimé Visser. Als eerbetoon aan de geruchtmakende presentatie uit 1985 liet de conservator de erezaal van het museum volhangen met foto’s op lichtbakken. Zodat bezoekers van nu kunnen ervaren hoe schokkend het toen was, zo zei ze tijdens de persopening. Lief bedoeld, maar voor mensen die gewend zijn om dagelijks prachtig van achter verlichte foto’s op hun computerscherm te zien, is dat gewoonweg niet meer voor te stellen.
Om Walls impact te benadrukken, was het wellicht beter geweest om het overzicht niet in 1996 maar eerder te laten beginnen. Hoewel 1996 volgens Visser een omslagjaar was (de fotograaf ging voor het eerst in zwart-wit fotograferen, waardoor zijn werk meer op documentaire ging lijken en hij nog meer verwarring zaaide) is het ook weer niet zo dat die zwart-wit beelden het middelpunt van de presentatie lijken te zijn.
Om ook aan jongere generaties kijkers duidelijk te maken hoe belangrijk Wall is geweest voor zowel de fotografie- als de kunstwereld en vooral nu werd gekozen voor een niet-chronologische tentoonstelling met zo min mogelijk begeleidende zaalteksten, was het fijn geweest wanneer ook werk van vóór 1996 was opgenomen. De beroemde foto Picture for Women uit 1979 bijvoorbeeld. Daarop draait alles om die eeuwig terugkaatsende blik en verwarring zaaien, met twee mensen, een spiegel en een camera. Wie kijkt naar wie en doet de kijker nu actief mee of niet? Dat soort werken had de tentoonstelling net wat extra contextuele houvast kunnen geven.
Niettemin: hoera, de kop is eraf. Nu kunnen we aan het lijf beginnen.
Jeff Wall: Tableaux Pictures Photographs 1996-2013.
T/m 3 augustus in het Stedelijk Museum, Amsterdam. Catalogus 34,95 euro.
Gepubliceerd op 3 maart 2014 in de Volkskrant.
Raar maar waar: het Stedelijk Museum in Amsterdam, dat al vanaf 1985 nauwe banden onderhoudt met Jeff Wall, heeft geen enkel werk van de beroemde fotograaf in de collectie. ‘Het is er gewoon nooit van gekomen’, zegt conservator Hripsimé Visser, die de eerste zal zijn om te zeggen dat ze dat erg jammer vindt. Inmiddels zou er een zeer vermogende tweede partij aan te pas moeten komen om het Stedelijk te helpen een foto van Wall te kopen. In 2012 werd het werk Dead Troops Talk voor meer dan 3,6 miljoen dollar afgehamerd bij een veiling in New York. Particulier museum De Pont in Tilburg heeft drie werken van Wall in de collectie (waaronder het zeepje, mijn ‘omfietskunstwerk’, zie hieronder).
***
Wonderzeep
Je zou er natuurlijk heen kunnen gaan voor het doodlopende wassen gangetje van Wolfgang Laib, waar het zo heerlijk ruikt en je voorzichtig de gele blokken kunt aaien. Voor de gitzwarte cirkel – of is het een gat? – van Anish Kapoor. Of voor de manshoge metaalkleurige bibbergeesten van Thomas Schütte, de indrukwekkende stenen weg van Richard Long, de alchemistische schilderijen van Sigmar Polke, de Black Drawings van Marlene Dumas.
Er zijn veel redenen om naar De Pont in Tilburg te gaan, en allemaal zijn ze even legitiem. De kunstwerken hier zijn groot, spannend, adembenemend of een beetje eng, en allemaal schreeuwen ze om aandacht. Behalve het kunstwerk waar ik voor kom.
Dit werk is klein. Het is niet spannend en zeker niet eng. Het is bescheiden zoals het daar hangt, verscholen in een gangetje onder een trap. Toch is dit kunstwerk voor mij de meest legitieme reden om De Pont te bezoeken.
Het zeepje van Jeff Wall.
Ja, ik weet ook wel dat de foto uit 1993 (geplaatst op een lichtbak) eigenlijk Diagonal Composition heet. En ik zou nu heel gewichtig kunnen doen. Ik zou bijvoorbeeld kunnen vertellen dat het werk verwijst naar het geometrische suprematisme van Kasimir Malevich en de zwevende wandobjecten van El Lissitzky, belangrijke vertegenwoordigers van de Russische avant-gardekunst uit het begin van de 20ste eeuw. Of dat het gefotografeerde tafereel, hoewel Jeff Wall het gewoon zo aantrof in zijn atelier, verduveld veel doet denken aan de diagonale composities van Theo van Doesburg, ook al zo’n beroemde voorvechter van abstracte kunst.
Maar dit alles leerde ik pas jaren nadat ik het zeepje voor het eerst zag. En om eerlijk te zijn: het kan me niets schelen.
Wat me vanaf het begin heeft aangetrokken is de materialiteit, de stofuitdrukking zo je wil, van de foto. Ga maar eens na hoeveel verschillende soorten materiaal je ziet. Er is hout (blank en geschilderd), formica (in drie verschillende kleuren), plastic, porselein, nat geworden papier en stug touw waar een gordijntje van is geknoopt. En er is zeep.
Die zeep doet het ‘em. Niet de verfspatten op het hout, niet de kringen op het formica, niet de vergeelde wasbak – het is dat gebroken stuk gore gele zeep dat mij in één keer terugslingert naar de lagere school. Naar de gelukzaligheid van het handenarbeidlokaal welteverstaan, waar de tafels ook met formica waren belegd, de wasbak stonk en wij onze handen afdroogden aan de gordijnen.
Waar het na een middag knutselen rook naar een combinatie van zweet, lijm, zaagsel en het parfum van de hulpmoeders die, heel gek, heel onhandig ook, altijd veel te nette kleren droegen. En waar je aan het einde van de middag, tegen beter weten in, je kleverige handen waste met een smoezelig stuk gele zeep, dat al ellendig vaak op de grond was gevallen en toch koppig heel bleef. Wonderzeep.
Dat is misschien wel het wezen van een kunstwerk waar je met liefde een omweg voor maakt: dat het bekeken kan worden met ogen van lang geleden, zoals een kinderboek dat plotseling weer opduikt. Geen overbodige kennis. Geen schuldgevoel omdat je er eigenlijk iets anders in zou moeten lezen. Dat het gewoon voor eventjes de tijd opheft en je daarna weer door laat gaan met leven.
Dit stuk werd in een iets andere vorm gepubliceerd in de Volkskrant, zomer 2004.
Oh Merel, wat een goeie tip, veel dank! het stukje zeep, de ansicht ervan bedoel ik, staat al jaren bij ons in de wc, ik weet nog dat ik het ‘in het echt’ zag – we waren met Sacha en Hiske in de Pont en we konden ons er haast niet van los rukken!! ben trouwens benieuwd of dit werkt, als reactie … dan kan ik je vaker bedanken ; –) veel groeten, Noor
Ha Noor, jahoor, dit lukt. Jij ook bedankt! Liefs, Merel
Dag Merel,
een wel heel mooie toevoeging aan het stuk in de VK.
Dat zeepje is veruit mijn favoriete Wall en ik ga het geregeld in de Pont bekijken.
En wat jij erover schrijft zegt ook veel meer over de werkelijke kwaliteit van Wall dan de doorgaans hoogdravende beschouwingen en verwijzingen naar “kunsthistorische” en “cinematografische” bronnen.
Gewoon een zeepje in een hoek, dat kan soms genoeg zijn…
Dank Herman. En het hangt er zo mooi, niet, daar in het donkere zijgangetje?
Als aanvulling: Museum Boijmans Van Beuningen heeft sinds 1997 het fabuleuze “Dead Troops Talks” in de verzameling
Ja! Goede aanvulling! Stom dat ik die over het hoofd zag.