Grote kans dat ie nog onuitgepakt in de slaapkamer staat. Eenmaal thuis zijn bepaalde dingen prangender dan andere: de bloemen op het balkon moeten water, de buren begroet, de was moet gedaan, de fruitschaal met de vergeten kiwi’s dient met de hogedrukspuit te worden schoongespoeld, de wolk fruitvliegjes verjaagd. De koffer? Die komt morgen wel, of overmorgen. En als het post-vakantieleven meteen zo overweldigend de overhand neemt dat de herinneringen aan het Franse platteland of de Thaise stranden als zomerparfum vervliegen in het onmetelijke alledaagse, dan zou het zomaar kunnen dat die koffer er over drie weken nog staat, half onder het bed geschoven, met de zelf geregen schelpenkettingen en gedroogde rozemarijntakjes als enige bewijsstukken van een kortstondig ander bestaan.
Terwijl – die koffer wás tijdelijk het andere bestaan. Het betere bestaan. Het leven zoals het zou moeten zijn: overzichtelijk, elementair, praktisch. Een gevulde reiskoffer (of een reistas) bestaat als het goed is uit vier delen. Eén: nuttige dingen (tandenborstel, sokken, warme trui, reisgids). Twee: de dingen die op persoonlijke basis onmisbaar zijn en toch niet teveel ruimte innemen (foto’s, sieraden, gelukspoppetje). Drie: de paar extra dingen die nodig zijn om op een andere plek de best mogelijke indruk te maken (tenue voor een avond uit, nieuwe merkzonnebril, mondain tijdschrift). En vier: lege ruimte, op te vullen met souvenirs (stenen, lavendel, felgekleurde sarong die bij thuiskomst op alle fronten detoneert met de rest van de garderobe). Een gepakte koffer is de ingedikte, gecomprimeerde versie van iemands persoonlijkheid. Opgeruimd, rommelig, gekunsteld, origineel, avontuurlijk, risicoloos – op reis leeft iedereen uit de koffer die hem het beste past.
Dat geldt trouwens voor de binnenkant én voor de buitenkant. Kent u Holden Caulfield nog? De voor altijd zestienjarige protagonist uit J.D. Salingers The Catcher in the Rye (1951) hecht veel waarde aan het uiterlijk van iemands koffer. In hoofdstuk vijftien vertelt hij over de goedkoop uitziende exemplaren van twee nonnen die naast hem komen zitten in de stationsrestauratie. ‘Het is niet belangrijk, dat weet ik’, zegt Holden, ‘maar ik haat het wanneer iemand goedkope koffers heeft’. Hij herinnert zich Dick Slagle, een jongen met wie hij ooit een kamer deelde. Dick Slagle had een set hele goedkope koffers, die hij uit schaamte onder zijn bed bewaarde. Aangezien Holden zijn kamergenoot geen slecht gevoel wilde geven, verstopte hij zíjn koffers, gemaakt van echt koeienleer en door Slagle smalend als ‘bourgeois’ afgedaan, ook onder het bed. Maar de volgende dag had Dick de koffers van Holden weer in het zicht gelegd, opdat iedereen hopelijk zou denken dat ze van hem waren. ‘The thing is’, zegt Holden dan, ‘it’s really hard to be roommates with people if your suitcases are much better than theirs – if yours are really good ones and theirs aren’t’.
De koffer als statussymbool, als object des oordeels, en misschien ook wel als verbeelding van dat wat een mens tijdens zijn leven aan psychische bagage met zich meedraagt – sommige mensen beweren dat J.D. Salinger de eerste was die het ding op deze manier beschreef. Als dat zo is, dan had de schrijver zijn lol opgekund in het Willard Asylum for the Insane in de staat New York. Daar vond een medewerker in 1995 op een zolder 400 oude en vergeten koffers, daterend tussen 1910 en 1960. De eigenaren van die koffers, psychiatrische patiënten die om uiteenlopende redenen ooit naar Willard kwamen om beter te worden en van wie de meesten nooit meer vertrokken, waren inmiddels overleden. Hun verzorgers hadden het niet over hun hart kunnen verkrijgen om de achtergelaten bezittingen weg te gooien. Inmiddels behoren de koffers tot de collectie van het New York State Museum. Fotograaf Jon Crispin kreeg toestemming om de inhoud ervan te vast te leggen. Het resultaat, het Willard Suitcases Project (kijk op joncrispin.wordpress.com/tag/willard-suitcases/), is sensationeel voor wie geïnteresseerd is in tijdcapsules, schatkisten en spoorzoeken. Eigenlijk voor iedereen dus.
Want kijk nou: de koffer van Flora T. (Crispin mag de volledige namen van de patiënten niet openbaar maken wegens bescherming van hun privacy, ook al zijn ze dan al lang geleden overleden). Het is een robuuste doch elegante, met rood leer beklede kist, voorzien van sierlijk goudkleurig beslag. Een dure koffer, gemaakt door Henry Likly & Co. uit Rochester, New York, zoals een ruitvormig label vermeldt, en eentje die de goedkeuring van Holden Caulfield waarschijnlijk wel had kunnen wegdragen wanneer oud-verpleegster Flora T. tegenover hem was gaan zitten in de stationsrestauratie. En dan had Holden de binnenkant nog niet eens gezien.
Want oh: de binnenkant, daar ga je spontaan van zuchten. Daar zit een leven in. De koffer van Flora T. heeft drie verschillende niveaus, waarvan er twee uitneembaar zijn, en in de aparte compartimenten bewaarde de vrouw dat wat ze onmisbaar achtte tijdens haar leven binnen de muren van het psychiatrische ziekenhuis. Dat zijn vooral naaispulletjes: knopen, garens, touwtjes, naalden, spelden, netjes opgeborgen in de bovenste twee lagen. Het onderste compartiment, het gedeelte dat Flora waarschijnlijk beschouwde als het meest intieme van haar koffer, bevat behalve een foto van een sjiek geklede dame (Flora zelf?), een paar portemonnees en een kunstig parfumflesje ook een doosje met injectienaalden en een blikje met een medicijn tegen epilepsie. Het is nooit duidelijk geworden of Flora T. ook daadwerkelijk leed aan epilepsie, schrijft fotograaf Jon Crispin op zijn blog. Wel weet men dat de vrouw het Willard Asylum nooit meer heeft verlaten en er haar honderdste verjaardag vierde. Haar persoonlijkheid waart nog altijd rond in de geheime lades van haar kostbaarste bezit aldaar: een paar met leer beklede houten plankjes met een handvat – haar levensbagage, die ze op haar laatste reis niet meer nodig had.
Er zit altijd meer in een koffer dan je denkt. Dat realiseerde zich ook een jonge Franse molenaarszoon die halverwege de negentiende eeuw naar Parijs trok om daar leerling koffermaker te worden. In 1854 opende hij zijn eigen winkel in wat nu bekend is als de Rue des Capucines en die werd vrijwel meteen een succes. Louis Vuitton – ja díe: de man wiens naam hét synoniem werd voor luxe reisartikelen – revolutioneerde namelijk eigenhandig het koffermakersproces zoals dat tot dan toe bestond. Hij maakte platte deksels in plaats van gekoepelde, zodat de koffers beter gestapeld konden worden, en verving het leer door licht populierenhout dat hij bekleedde met waterdicht grijs katoen. Bovendien smeedde hij een alliantie met de topontwerper van die tijd, Charles Frederick Worth, ook wel de ‘vader van de haute couture’ genoemd: Worth maakte de volumineuze crinolinejurken voor keizerin Eugénie, de vrouw van Napoleon II, en Vuitton pakte ze in. Hij was daar zo goed in, dat hij werd aangewezen als Eugénies officiële kofferinpakker en koffermaker. En dat was dat: Louis Vuitton was vorst in het land der valiezen, zijn collega’s konden wel inpakken. De rijke middenklasse ging op reis en nam mee: een set koffers met het logo van een in elkaar grijpende L en V. En ook Hollywood had al snel door dat je met Vuitton gezien kon worden. Mary Pickford, Ginger Rogers en Douglas Fairbank sleepten hun pyjama’s en souvenirs mee in speciaal voor hen vervaardigd reisgoed.
Nog altijd staat Louis Vuitton voor de ultieme luxe (hoewel het Franse Hermès er ook wat van kan). Het monogrampatroon met diamanten, sterren en bloemen – het is genoeg om hordes Japanners gek van verlangen te maken. In haar boek Deluxe. How luxury lost its luster (een ontluisterend boek uit 2007over de teloorgang van de luxe-industrie) schrijft journalist Dana Thomas dat in 2006 40 procent van de Japanse bevolking een product van Vuitton bezat. Maar ook dat zijn harde koffers tegenwoordig niet eens meer zozeer als reiskoffers worden gebruikt en in plaats daarvan als koffietafels, bars of, wie weet, speelgoedkisten staan te pronken in huis. De reisgenoot van weleer is een thuisblijver geworden, een inhoudsloze doos, bedoeld om de schone schijn op te houden en bruut beroofd van zijn oorspronkelijke functie: het beschermen van de spullen die in den vreemde hun betekenis niet mogen verliezen. Zelfs een kind weet dat zoiets belangrijk is, wanneer het voor het eerst uit logeren gaat en er in de Nijntje-koffer niet alleen een tandenborstel mee moet, maar ook een knuffel en een lapje dat naar mamma ruikt.

I Am Packed: Tatum, Age: 26, Location:
Bangkok, Thailand
Occupation:
Page’s Owner Vintage•Used•Secondhand
Website:
https://www.facebook.com/VintageUsedSecondhand.watever.u.call
Travelling to:
WorkHard but never forget to WorkOut

I Am Packed: Dan, Age:
25, Location: Manchester
Occupation:
Graphic Designer
Website:
http://1tem.blogspot.co.uk/
Travelling to:
Paris
Het innerlijk telt ook – dat cliché geldt net zo goed voor koffers. ‘Wanneer we reizen, dan is het inpakken van onze tassen het eerste deel van het avontuur’, stelt I Am Packed, een hippe website geheel gewijd aan dat wat mensen meenemen op reis, of het nu een stedentrip is of een wandelvakantie. Hier kun je foto’s vinden van wat bijvoorbeeld Dan, een Engelse grafisch ontwerper van 25, zoal in zijn moderne haverzak stopt wanneer hij van Manchester naar Parijs toert: twee paar makkelijke schoenen, drie overhemden, wat tijdschriften en een analoge handcamera. Jordan, die van Los Angeles naar Seattle gaat, neemt één paar schoenen en zeven paar sokken mee; de Franse Clotilde propt haar tas vol met ‘alles wat erin past’ voor een vierdaags verblijf in Londen; G. uit New England heeft een heleboel ruimte overgelaten voor cadeautjes voor zijn vriendin. Toegegeven: ook het innerlijk is soms onderhavig aan oppervlakkig schijnvertoon, zie Rachel uit Mannheim die het nodig vindt om van al haar bezittingen het merk te noemen, maar wie eenmaal aan I Am Packed begint, krijgt al snel last van reislust. Wie reist, sleept de essentie mee, het leven in een notendop.
Dus koester die koffer onder het bed. Snuif eraan, duik erin, pak hem op, pak hem in, en denk behalve aan je eigen behoeften tijdens het reizen ook aan die van toekomstige schatgravers. Een goed gevulde koffer is een tijdcapsule. De patiënten van het Willard Asylum hebben zich dat niet gerealiseerd, maar lieten desondanks een wijsheid na, geknipt voor op een wandtegeltje: ‘Pak elke koffer in alsof je voorgoed naar het gekkenhuis vertrekt’.
Gepubliceerd in Vrij Nederland #34, 24 augustus 2013, 2013