It’s a kind of magic. Viviane Sassen (2e keer)

 

Ergens in de binnenlanden van Suriname ligt een Viviane Sassen-dorp. Het is een ‘eiland’ in het midden van het oerwoud. Je komt er door vanaf de nabij gelegen stad eerst drie uur te rijden en dan nog bijna net zo lang met de boot de rivier af te varen. Er wonen zo’n drieduizend mensen, veelal afstammelingen van de Marrons, gevluchte West-Afrikaanse slaven die zich ooit in de Surinaamse jungle vestigden.

Er zijn veel ronde dingen in het dorp. Platte cassavebroden die op de daken van de huizen liggen te drogen. Uitgeholde kalebassen. Allerhande emmers, manden, schotelantennes. Er is veel zon en er is veel schaduw. Er wonen mensen die geloven dat een zwangere vrouw niet gefotografeerd mag worden, omdat dat het ongeboren kind zou schaden.

Het is een magisch dorp.

Viviane Sassen (40) was er de vorige zomer op vakantie, met man en kind. Ze maakte er zwart-wit foto’s, klassieke stillevens en verstilde opnamen van de omgeving. ‘Het was totaal nieuw voor me’, zei ze de laatste keer dat we elkaar spraken. ‘Ik was nooit zo van de klassieke zwart-wit fotografie, maar dit was een verademing.’ In één adem had ze eraan toegevoegd: ‘Misschien dat ik er niets mee doe, hoor.’

Maar kijk. Het is ruim een half jaar later en Viviane Sassen, eigenaar van twee synchroon lopende carrières, als modefotograaf en als autonoom kunstenaar, is opnieuw in Suriname geweest. Nu met man en kind én haar assistent Hanneke. En er is iets mee gedaan. Dat wat werd geboren uit de behoefte aan rust en aan een manier van werken die haar tot dan toe onbekend was, nam concretere vormen aan en veranderde langzaam in een nieuw project. Het veranderde in werk – hoewel heel ander werk dan de gestileerde foto’s die ze kort daarvoor in Japan maakte, in opdracht van het tijdschrift Hanatsubaki van beautymerk Shiseido, of dan de campagnebeelden die ze vorig jaar schoot voor het Franse modehuis Carven.

In haar grote, lichte studio in Amsterdam, verstopt in een soort achterhuis aan een van de grachten, ligt nu een hoge stapel kleinformaat afdrukken. In sneltreinvaart legt de fotograaf series uit op het tafelblad. Daar zijn ze: de cassavebroden op het dak, de emmers, de kalebassen en al die andere ronde vormen en structuren die ze tegenkwam zonder er iets voor te hoeven doen. Dingen zijn het vooral, bezielde dingen. Uitzonderingen daargelaten zijn mensen op haar foto’s afwezig. Sassen schikt, herschikt en haalt weer weg, onderwijl hardop mijmerend over de vraag waarom ze hieraan begon.

‘In Suriname merkte ik dat ik veel minder bezig was met effectbejag. Het ging nu eens niet om de knallers: de felle kleuren, de heftige composities, om beelden die zo waanzinnig moeten zijn dat ze een soort reclamefoto’s worden. Ik denk dat ik daar goed in ben’, zegt ze – zegt de vrouw die, ja inderdaad, nogal goed is in het maken van die ‘knallers’, waarin ze al haar vingertoppengevoel voor esthetiek en grafische helderheid en kleurschakeringen kwijt kan, of het nu vrij werk of werk in opdracht betreft.

‘Ik weet hoe ik dat soort foto’s moet maken. Je kunt het vergelijken met lekkere taartjes bakken. Maar op een gegeven moment wil je ook wel weer wat anders’, zegt Sassen, die deze zomer zal afreizen naar Venetië om haar werk op de Biënnale te tonen. Rust dus. En ‘contemplatie’.

‘Het lijkt saai misschien’, zegt ze. Ze zegt het een paar keer. Het klinkt geen moment verontschuldigend, eerder is het een nuchtere vaststelling van iets waar ze zelf compleet tevreden mee is. ‘Ik vond het heerlijk om te doen. Mijn werk is de weerspiegeling van mijn eigen zielenleven, een soort zelfportret. Dat is altijd zo geweest. En dit is waarschijnlijk de periode waarin ik behoefte heb aan minder toeters en bellen. Voor mij zit er een bepaalde magie in de dingen die ik in Suriname heb gefotografeerd. Dat klinkt misschien overdreven, maar die verzameling cirkels – voor mij is dat iets universeels. Ik zie daar een betekenis in.’

Magie. Het woord zelf valt pas aan het einde van het gesprek, maar in feite hebben we het een paar uur lang over niets anders gehad. Het was aanwezig toen Viviane Sassen vertelde over een man in het dorp, die een identiteitskaart van zijn overleden grootmoeder bij zich droeg en koesterde. Er stond een klein fotootje op van de oude dame. Sassens assistent had het gefotografeerd en uitvergroot, zodat de man nu een echt portret van zijn grootmoeder had. Hij was zielsgelukkig.

Het ging over magie toen Viviane Sassen een van de weinige kleurenfoto’s die ze in Suriname nam liet zien. Een foto van een houten constructie met een felgekleurd pak wasmiddel erop, waaruit helwit waspoeder in een dun straaltje op de grond sijpelt. Het idee voor die foto was ’s ochtends een keer ‘als een bel – plóp’ in haar hoofd ‘opgepopt’ en had haar vervolgens niet meer losgelaten. Ze had de constructie in elkaar getimmerd, het pak waspoeder erbovenop gezet. En toen was ze er, al fotograferend, omheen gaan cirkelen. Net zolang totdat ze het beeld had dat als foto beter was dan de echte constructie, omdat de gitzwarte schaduw van de installatie op het uiteindelijke resultaat ook meedoet in de compositie.

‘Het is een soort zandloper. En het is een foto die de tegenwoordige en de verleden tijd in zich draagt. Dat felgekleurde pak is natuurlijk de gedroomde toekomst in een omgeving die heel traditioneel is en waar mensen zwaar fysiek werk moeten doen en veel spullen zelf maken. Ik vind het mooi om te zien hoe de buitenwereld daar naar binnen sijpelt. Het is alsof je in een dorp in Afrika bent, maar dan dertig jaar geleden.’

Over magie gesproken. Afrika is het continent dat sinds het prille begin in Sassens werk terugkeert. Als kleuter woonde ze een paar jaar met haar ouders en haar twee jongere broers in Kenia en nog altijd reist ze er met enige regelmaat naartoe en doorheen. Ze maakte er onder meer de series Ultra Violet (waarmee ze in 2007 de Prix de Rome won), Flamboya (2008) en Parasomnia (2011), die elkaar vinden in die typische ‘Sassense’ helderheid, zowel wat kleuren als wat compositie betreft, maar die ook alle drie iets duisters en geheimzinnigs hebben. En iets theatraals. Er zijn veel schaduwpartijen, en mensen van wie de gezichten onzichtbaar zijn of afgewend. Er is een man met een doodskist op zijn rug, een jongetje met een lelie onder zijn arm, terwijl rook om zijn hoofd kringelt. Er is een rood geschminkte vrouw die nonchalant tegen een auto leunt. De dood is aanwezig, hij houdt zich op tussen de bladeren van de bomen, in de gaten in de straat.

Meestal kan Sassen niet precies aangeven waar de ideeën voor haar foto’s vandaan komen. ‘Soms kom ik er pas jaren later achter’, zegt ze, ‘en soms ook gewoon niet’. Maar in het geval van dat ene beeld, dat van de rood geschminkte vrouw, Rubedo (2007), is het vrij duidelijk. Het sijpelde rechtstreeks van een gebeurtenis uit 2004 naar haar hoofd, net als het straaltje witte waspoeder uit het felgekleurde pak, en daar culmineerde het langzaam tot een foto.

‘Heb ik je weleens verteld van de keer dat ik in Zambia ben beschuldigd van satanisme?’ Ze kijkt er vriendelijk lachend bij, alsof ze me net heeft gevraagd of ik nog iets wil drinken. ‘Nee? Het is een lang verhaal. Ik zal de korte versie vertellen.’ En dan volgt alsnog de uitgebreide lezing. Ze verontschuldigt zich meteen al aan het begin (‘Ach zie je, het is nu al te lang!’). Maar door haar levendige manier van vertellen wil je eigenlijk dat ze nog veel langer doorgaat, ook al is dat wat ze vertelt bepaald geen vrolijk verhaal te noemen. Het is te merken dat het haar nog altijd bezighoudt en aangrijpt.

‘Ik was een aantal maanden in het noorden van Zambia, tegen de Congolese grens aan. Hugo (Timmermans, de man van Viviane Sassen die ontwerper is – MB) deed daar een project met gehandicapte timmermannen. Het is een afgelegen gebied dat heel bijgelovig is – of bijgelovig… wíj noemen dat zo, maar voor die mensen is het heel reëel. We logeerden bij een Nederlandse pater, die daar al veertig jaar woont en er een dovenschool heeft opgericht.’

‘Ik was daar om te fotograferen. We hadden een huisje bij de rivier en daarnaast liep een pad. De kinderen uit het dorp kwamen elke dag langs, op weg naar school. Op een middag begon het heel hard te regenen en veel van die schoolkindjes kwamen bij mij onder de patio schuilen. Ze wilden zo graag op de foto, dus toen heb ik er een paar beschilderd met fluorescerende theaterverf die ik bij me had. Er zat roze verf bij. En ik heb polaroidfoto’s van ze gemaakt. Ik deed het zonder de ouders om toestemming te vragen, in totále onnozelheid.’

‘Er was een meisje van een jaar of acht bij dat schuin tegenover ons woonde, bij haar grootouders. Die wisten van niets en stonden de volgende dag met die polaroid bij mij op de stoep. En het moment dat die grootouders zwaaiend met die foto voor mijn neus stonden en ik naar die polaroid keek – toen begreep ik mijn fout. Die roze verf leek bloed. Het was net alsof ik haar beschilderd had met bloed. Het glom en je zag niet dat het knalroze was, het was een donkere foto. En ik dacht: dit is mis.’

En het was mis. De grootvader van het meisje was een ex-commissaris van de politie en een belangrijke man binnen een van de christelijke kerkgemeenschappen. Maar ondanks zijn bekering tot het christendom bleek hij – en bleken ook veel andere bewoners van het dorp – daarnaast nog sterk te geloven in het oude, traditionele geloof van de streekbewoners, een geloof waarin plek is voor vooroudervering en animisme en waarin angst voor voodoo en satanisme aan de orde van de dag is. In dit specifieke gebied in Zambia geloven ze dat satanisten het bloed van hun slachtoffers drinken en dat een camera in ruil voor een foto een stuk van de ziel meeneemt. Sassen kreeg de politie op zich afgestuurd en werd eindeloos ondervraagd.

‘Het was heel beangstigend. Ik wist niet wat er zou gebeuren en zag mezelf al wegkwijnen in een Afrikaanse gevangenis. Ik heb geprobeerd om uit te leggen dat het geen kwade wil was en wat de rol van een kunstenaar inhoudt in Europa. Maar ondertussen waren er wanneer we thuiskwamen rare tekens op de deur gekrast en lagen er rare blaadjes bij. Mij werd verteld dat ik met die grootouders moest gaan praten en dan een stuk witte stof mee moest nemen, en een witte kip, om de boel te zuiveren. Tegelijkertijd was het twijfelachtig of dat soort oude gebruiken wel gewaardeerd zouden worden, aangezien deze mensen zich officieel hadden bekeerd tot het christendom. Het was ontzettend verwarrend.’

Uiteindelijk heeft de fotograaf haar excuses aangeboden door ‘letterlijk’ in het stof te knielen. ‘Dus op mijn knieën en met mijn hoofd in het zand. Ik heb huilend om vergiffenis gevraagd. En tegen die tijd was de spanning zo hoog opgelopen dat ik helemaal niet hoefde te veinzen. En toen was het klaar. Toen was het opgelost.’

Het is een van de wijste lessen geweest die ze ooit heeft gehad. Ze kon wel denken dat ze Afrika kende, maar: ‘je wordt nooit echt onderdeel, je wordt nooit echt één’. Haar ‘onwetendheid’ en ‘naïveteit’ ten opzichte van die andere cultuur – ze heeft het zichzelf niet verweten, maar vergeten doet ze het voorval nooit meer. ‘Ik ben voorzichtiger geworden in wat ik doe en hoe ik het doe. Ik probeer me nog meer in te leven in een cultuur, en als ik mensen fotografeer probeer ik ze nog meer dan voorheen uit te leggen wat mijn werk inhoudt. Want ik ben zelf verantwoordelijk voor de mensen die ik fotografeer. Ik néém iets van hen.’

Ondanks het beangstigende ervan, is de gebeurtenis in de jaren daarna een belangrijke artistieke inspiratiebron gebleken. Het is uiteraard geen toeval dat de huid van de Ghanese vrouw in Rubedo drie jaar later door Viviane Sassen bloedrood geschilderd werd. Inmiddels is dat schminken van lichaamsdelen een belangrijk onderdeel van haar werk, maar destijds was dat nog niet het geval. Eng vond ze het niet, om de theaterstudente uit Accra op deze manier te laten poseren. Wel vond ze het uiterst belangrijk om haar precies duidelijk te maken wat ze ermee wilde. ‘Ik was in die tijd bezig met een project over AIDS. Voor mij was die rode kleur een soort bezwering.’ Gelukkig begreep de studente haar bedoeling en was ze naderhand zelfs niet te beroerd om met de polaroid in haar hand aan een groepje wantrouwende medestudenten uit te leggen wat de fotograaf met de foto wilde. ‘En toen vonden ze het helemaal te gek.’

Zo sijpelde een ervaring in de bossen van Zambia door in een foto uit Ghana van jaren later – en uiteindelijk, nog veel later, ook in de beelden die Sassen onlangs nam in Suriname. De bezielde dingen. Geheimzinnige touwtjes op de grond. Ronde vormen op het dak. Een houten constructie als een altaar, pas compleet wanneer er een foto van genomen is. Maar ook: het portret van een man met een bijzonder gezicht, een gezicht dat is geschminkt met blauwglimmende verf.

‘Ik vind fotografie nog altijd een heel magisch medium. Wat dat betreft snap ik die zwangere vrouwen die niet gefotografeerd willen worden. En ik begrijp ook waarom die man zo blij was met het portret van zijn overleden grootmoeder. Fotografie is een wonder, op zulk soort momenten is dat zo duidelijk. En tegelijkertijd is het een natuurkundig, nuchter beredeneerbaar fenomeen. Die combinatie – iets mooiers is er niet, toch?’

 

 

 

Gepubliceerd / published in Foam Magazine #35 Lust, summer 2013

for English translation: scroll down

 

 

 

 

IMG_3248

 

 

 

IMG_3249

 

 

 

 

Somewhere in the interior of Surinam lies a Viviane Sassen village, an ‘island’ in the midst of the primeval forest. You get there by first driving three hours from the nearest town and then taking a boat along the river for almost the same length of time. Around three thousand people live there, most of them descendants of the Marrons, escaped West African slaves who once settled in the jungles of Surinam.

There are many round things in the village: flat loaves of cassava bread lying on the roofs of the houses to dry; hollowed-out gourds; all kinds of buckets, baskets and satellite dishes. There’s a lot of sun and a lot of shadow.There are people living here who believe that a pregnant woman must never be photographed, since it would harm the unborn child.

It’s a magical village.

Viviane Sassen (40) was there on holiday last summer, with her husband and child. She took black-and-white photos, classic still lifes and tranquil pictures of the surroundings. ‘It was totally new for me,’ she said the last time we spoke. ‘I’d never been one for classic black-and-white photography, but this was a breath of fresh air.’ She added, without pausing for a second: ‘Maybe I won’t do anything with them, though.’

But look now. It’s just over six months later and Viviane Sassen, who has two synchronous careers, as a fashion photographer and as an autonomous artist, has been to Surinam again.This time with husband, child and assistant Hanneke as well. And she did do something with all those pictures. It was born of a need for peace and for a way of working that she’d never experienced before; it took on a more concrete form and gradually turned into a new project. It became work – although very different work from the stylized photos she’d made in Japan only a short time before, commissioned by the magazine Hanatsubaki and published by cosmetics brand Shiseido, or indeed from the images of countryside that she shot last year for the French fashion house Carven.

In her big, light studio in Amsterdam, tucked away in a kind of back annex on one of the famous canals, she now has a tall pile of small-format prints. At a cracking pace she lays out the series of photographs on the table. There they are: the loaves of cassava bread on a roof, the buckets, the gourds and all those other round forms and structures that she came upon so effortlessly. They are things, primarily, things with a soul to them. A few exceptions aside, people are absent from her photos. Sassen arranges, rearranges and removes, meanwhile contemplating aloud why she began the project.

‘In Surinam I noticed that I was far less concerned about straining after effect. For once it wasn’t about producing real corkers: bright colours, wild compositions, images that had to be so zany they became advertising photos, in a way. I think I’m good at it,’ she says – the woman who is, indeed, rather good at producing ‘corkers’, in which she can deploy her instinctive feel for aesthetics and for graphic clarity and colour combinations, whether in free or commissioned work.

‘I know how to make photos like that. You could compare it to making delicious cakes. But there comes a point when you want something else,’ says Sassen, who will be travelling to Venice this summer to exhibit her work at the Biennale. Peace, in other words. And ‘contemplation’.

‘It may seem boring,’ she says. She says it a number of times, without sounding apologetic for a moment; it’s more a sober recognition of something with which she is herself completely satisfied. ‘I had a great time doing it. My work is a reflection of my own spiritual life, a kind of self-portrait. It’s always been that way. And this is probably a period in which I have a need to strip things down. For me there’s a certain magic in the things I photographed in Surinam.That may sound a bit over the top, but that collection of circles – to me that’s something universal. I can see a meaning in it.’

Magic.The word comes out only at the end of our conversation, but in fact we’ve been talking about nothing else for several hours. It was there when Viviane Sassen talked about a man in the village who carried his dead grandmother’s identity card with him, which he cherished. There was a tiny photo of the old lady on it. Sassen’s assistant photographed it and blew it up so that the man had a real portrait of his grandmother. He was ecstatic.

We were talking about magic when Viviane Sassen showed me one of the few colour photos she took in Surinam. A picture of a wooden structure with a brightly coloured packet of detergent on it, with bright white washing powder seeping out onto the ground in a thin trickle The idea for that photo had ‘popped up’ in her consciousness one morning ‘like a bubble, plop’ and had clung on there ever since. She’d put the structure together, placed the packet of washing powder on top of it and then, photographing as she went, she circled around it until she’d captured an image that was better as a photograph than the actual structure, since the jet-black shadow of the installation contributes to the composition in the final result.

‘It’s a kind of hourglass. And it’s a photo that carries both the present and the past within it. That brightly coloured packet is of course the dreamed future, set in surroundings that are extremely traditional, where people have to do hard physical work and make a lot of things themselves. I love seeing how the outside world seeps in. It’s like being in a village in Africa, but thirty years ago.’

Talk about magic. Africa is a continent that has appeared in Sassen’s work repeatedly from the very beginning. As a toddler she lived in Kenya for several years with her parents and two younger brothers, and she still travels to and around it fair- ly regularly. She made the series UltraViolet there, for example, which won her the Prix de Rome in 2007, as well as Flamboya (2008) and Parasomnia (2011), all united by that clarity typical of Sassen, in both colour and composition, but all three with something obscure and secretive about them as well. And theatrical. There are many shadowy areas in the picture, and people whose faces are invisible or turned away.There’s a man carrying a coffin on his back, a boy with a lily under his arm and smoke curling around his head. There’s a woman with red theatrical paint all over her body, leaning nonchalantly against a car. Death is present, loitering between the leaves of the trees, in the holes in the street.

Sassen is usually unable to say precisely where the ideas for her photos come from. ‘Sometimes I find that out only years later,’ she says. ‘Sometimes not at all.’ But in the case of that one image, of the woman painted red, Rubedo (2007), it’s fairly clear. It seeped into her head directly from an experience in 2004, just like the trickle of white washing powder seeping out of its brightly coloured packet, and gradually reached its climax in a photo.

‘Have I ever told you about the time I was accused of Satanism in Zambia?’ She gives me a friendly smile as she says it, as if she’s just asked me whether I’d like another drink. ‘No? It’s a long story. I’ll give you the short version.’Then she tells the full version after all. She apologizes right at the start (‘There, you see, it’s too long already!’). But because of her lively way of telling stories you actually want it to go on far longer, despite the fact that what she’s recounting certainly couldn’t be called a cheerful tale. It’s clear that it still preoccupies and affects her.

‘I spent a few months in the north of Zambia, near the Congolese border. Hugo (Timmermans, Viviane Sassen’s husband, who is a designer – MB) was working on a project there with disabled carpenters. It’s a remote area and very superstitious. Well, superstitious… We call it that, but for the people there it’s very real. We were staying with a Dutch pastor who’s been living there for forty years and has set up a school for the deaf.

‘I was there to take photos. We had a little house by a river, and a path ran alongside it. The children from the village came past every day, on their way to school. One afternoon it started raining very heavily and a lot of the schoolchildren came to shelter on my patio.They were eager to be photographed, so I painted a couple of them with some fluorescent theatrical paint I had with me. Some of it was pink. I took polaroid photos of them. I did it without asking their parents’ permission, out of total naivety.

‘There was a girl of about eight among them who lived across from us with her grandparents. They didn’t know about any of this, and the next day there they were on my doorstep, with that polaroid. At that moment, with the grandparents waving the photo under my nose and me looking at it – that’s when I realized my mistake.The pink paint looked like blood. It was as if I’d painted her with blood. It glowed and you couldn’t tell it was bright pink; it was a dark photo. And I thought: this is bad.

Sure enough, it was bad. The girl’s grandfather was a former chief of police and an important man in one of the Christian congregations. But despite his conversion to Christianity it turned out that he, like a lot of the other villagers, still had a firm faith in the old, traditional beliefs of that region, in which there’s still room for ancestor worship and animism, and where fear of voodoo and Satanism are an ordinary fact of life. In this particular part of Zambia they believe that Satanists drink their victims’ blood and that a camera takes away part of your soul in return for a photo. The police were called and Sassen was interrogated, endlessly.

‘It was very frightening. I didn’t know what was going to happen and I could already see myself languishing in an African prison. I tried to explain that there was no evil intent and to describe the role of an artist in Europe. But by the time we got home, strange signs had been scratched on the door and there were strange leaves lying nearby. I was told I should go and talk to the grandparents and take a piece of white fabric with me, and a white chicken, to purify everything. At the same time I was doubtful whether old customs like that would be appreciated, given that the peo- ple I was going to see had officially converted to Christianity. It was terribly confusing.’

In the end the photographer offered her apologies by ‘literally’ kneeling in the dust. ‘On my knees with my head in the sand. I wept and asked for forgiveness. And by that point the tension had wound up to such a pitch that I didn’t need to fake it at all. Then it was over. Everything was resolved.’
It was one of the wisest lessons she has ever learned. She thought she understood Africa, but: ‘You’re never really part of it, you never really become one.’ Her ‘ignorance’ and ‘naivety’ with respect to a different culture… She’s never blamed herself for it, but she’ll never forget it either. ‘I’ve grown more careful about what I do and how I do it. I try to immerse myself more than ever in a culture, and when I photograph people I try even harder than before to explain what my work involves – because I’m responsible for the people I photograph. I take something from them.’

Although it was frightening, that event turned out to be an important source of artistic inspiration in the years that followed. It is of course no accident that the skin of the Ghanaian woman in Rubedo was painted blood-red by Viviane Sassen three years later. The painting of parts of the body has since become an important element of her work, but in those days it was still new. She didn’t feel anxious about having the drama student from Accra pose like that. She did find it extremely important to explain to her exactly what she wanted to achieve by it. ‘I was working on a project about AIDS at the time. To me that red colour was a kind of spell.’ Fortunately the student understood her intentions and afterwards even took the trouble to explain to a group of distrustful fellow students what the photographer was trying to achieve with the photo. ‘And when she did, they thought it was fantastic.’

So an experience in the forests of Zambia seeps through into a photo from Ghana taken years later, and eventually, much later still, into the images Sassen recently made in Surinam. Objects with a soul. Mysterious bits of string on the ground. Round shapes on a roof. A wooden structure as an altar, not complete until a photo is taken of it. But also a portrait of a man with a remarkable face, a face covered in gleaming blue paint.

‘I still find photography a very magical medium. As far as that goes I understand those pregnant women who don’t want to be photographed. I also understand why a man could be so happy to have a photograph of his late grandmother. Photography is a miracle. That becomes very clear at such moments. And at the same time it’s a physical phenomenon that you can explain in plain terms. That combination – the most beautiful thing there is, isn’t it?’

 

 

Vitrine met Surinaams Creoolse en Marron objecten in het museum van het Koloniaal Instituut, Amsterdam /  Tropenmuseum, Fotobureau

Vitrine met Surinaams Creoolse en Marron objecten in het museum van het Koloniaal Instituut, Amsterdam /
Tropenmuseum, Fotobureau

 

 

 

2 thoughts on “It’s a kind of magic. Viviane Sassen (2e keer)

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s