Begin deze maand was ik samen met fotograaf Jaap Scheeren te gast bij Extrapool in Nijmegen. We waren uitgenodigd om deel te nemen aan de serie Spiegelrefleksies, ‘over de bovenmatige fascinatie voor de fotografie’. Nou, met die bovenmatige fascinatie zat het in ons geval wel snor. We mochten twee publicaties maken, die werden gedrukt door Stencilwerkplaats Knust, waar oprichters Joyce Guley en Jan Dirk de Wilde de meest prachtige dingen voor elkaar krijgen (zie hier).
Bovendien kregen we de ruimte van Extrapool een weekend lang tot onze beschikking. We richtten er een tentoonstelling in, waar bezoekers zichzelf konden laten fotograferen. We maakten een filmpje. We hielden een praatje. We schonken drank. En toen was het alweer voorbij.
Hieronder volgt een beeldverslag van ons weekend. Dank Danielle Lemaire, Joyce Guley, Jan Dirk de Wilde en alle medewerkers van Extrapool. Het was onvergetelijk.

In de winkel van Knust, NICE SHOP, de Halfwithal, vind je allerhande kunstenaarspublicaties en behang

De bedden zijn ontworpen en gemaakt door Jan Vos en Ditte Havinga en zijn geïnspireerd op de oud Nederlandse bedstee

Hoekje voor The Aubergine Coat, met kleine ode aan Frido Troost, die ook had zullen meedoen aan Spiegelrefleksies, samen met Willem van Zoetendaal

De fotoshoot was geïnspireerd op foto’s van mannen op het Tahrirplein in Caïro in 2011, die de meest prachtige hoofddeksels droegen tegen vallende stenen (polaroid ©Jaap Scheeren)

Taco Hidde Bakker, één van de volgende deelnemers aan Spiegelrefleksies, tegen een Slimtarra-behangetje van Knust
De publicaties zijn te koop in de webshop van Stencilwerkplaats Knust.
Knust doet tijdens Paris Photo mee aan boekenbeurs Offprint
(14-17 november in Beaux-Arts de Paris, 14 Rue Bonaparte, Parijs)
Teksten
Het blik op de een
‘Ik beloofde je gouden bergen’
Op een berg is alles beter. Je kunt er dieper ademen, je kunt er verder kijken. Je kunt er in een groene wei liggen en weten dat je straks dat hele stuk nog naar beneden moet en dan toch je humeur bewaren.
Ik heb goede herinneringen aan bergen. Ooit kampeerde ik met mijn ouders en mijn broertje aan de voet van het Mont Blancmassief bij Chamonix in Frankrijk. ’s Avonds was het koud en keek ik met bonkend hart op tegen bovenmatige wanden van steen en bomen en sneeuw, die de camping van alle kanten leken te willen verbrijzelen. Ik kon me niet voorstellen dat we die de volgende dag gingen beklimmen. Ik kon me niet voorstellen dat we vol goede moed onze bergschoenen zouden aantrekken, dat we zorgeloos onze tassen op de rug zouden hijsen en dan zomaar honderden meters omhoog zouden lopen. Waarom zouden we dat eigenlijk doen? Ik keek er als een – nou ja, ik keek er echt als een berg tegenop.
Maar de volgende dag bleek dat je een berg, net als een probleem of een ruzie of een nog te schrijven boek, in stukjes moet bezweren. Stap voor stap – totdat je boven bent en je ineens kunt overzien waar je de tijd daarvoor mee bezig bent geweest. Ik stond op een bergtop, met recht aan de overkant de witglanzende uitgestrektheid van de Mont Blanc en de grillige punten van de daarnaast gelegen Aiguille du Midi, en voelde me euforisch. Er was meer zuurstof in de lucht en in mijn longen dan ik kon behappen. Ik keek naar beneden en plotseling wist ik een beetje meer.
***
Ik heb al lang niet meer op een berg gestaan. Ik beklom een vuurtoren op Texel en keek uit over de grijze Noordzee. Ik rende met een klein handje in de mijne van een duin in Overveen. Ik bedwong dapper de papierhopen op mijn bureau.
Ik zag een berglandschap van duizenden foto’s, uitgestort in de zalen van een museum, een letterlijke beeldenberg*. Ik vergaapte me aan een verzameling van tientallen minibergen in suikerzoete pastelkleuren, opgebouwd uit de overblijfselen van een vorig leven door een kunstenaar** die een frisse nieuwe start wilde maken. Ik hoorde een componist*** vertellen over de berglandschappen die hij tekent alvorens hij aan een muziekstuk begint.
Ik zag hoe een Zwitserse fotograaf**** in een oude fabriek in Weesp het landschap dat ze zo miste namaakte uit wat er maar voorhanden was. Van de trap in de hal liet zij een blinkend blauwe waterval naar beneden klateren, gemaakt van aan reepjes gesneden plastic zakken en een kartonnen doos. Tegen de bakstenen muren verrezen puntige sneeuwbergen van rechtopstaande vorken en papier. In de gekantelde plastic zitting van een stoel goot ze een ijsblauw bergmeer van verfwater.
En hoewel dat in de buurt kwam, was het nooit hetzelfde als zelf op die Franse berg staan. Zelf daar staan en ademen en bergmarmotten spotten. Zelf dat hele eind weer naar beneden lopen en bij aankomst merken dat de wereld een klein beetje is veranderd, anders ruikt, anders klinkt, anders voelt onder je schoenen. Feller, harder, zwaarder. Het overzicht is weg.
Daar zit iemand aan de voet van de helling. Iemand met een bord, er staat: ‘Here doing what?’. Nou simpel: ga die berg op, man. Wie het eerste boven is.
* Erik Kessels: installatie ter gelegenheid van de expositie What’s Next?, Foam Amsterdam, 2011
** Christophe Coppens: Everything is Local – Landscape, Part 1 in Museum Boijmans van Beuningen, Rotterdam, 2013
*** Michel van der Aa bij NTR | Kunststof, 30 mei 2013
**** Eva-Fiore Kovacovsky: The Factory, 2007
De blik op de ander
‘Zoemlens’
Een fotograaf is iemand om te wantrouwen. In ruil voor een portret vangt hij je ziel in een zwarte doos, waar ze nerveus blijft fladderen als een vlinder in de holte tussen twee handen. Spookverhalen? Natuurlijk – maar toch. Het idee is gevaarlijk aantrekkelijk.
Stel dat een fotograaf tijdens het maken van een portret werkelijk in staat was om door te dringen tot de kern van de geportretteerde, om de essentie van diens persoonlijkheid te vangen, op welke manier zou hij dat dan doen?
Is iemands wezen het best afleesbaar van een onvoorbereid snapshot, zo’n ultrasnel genomen fotootje waarop het onderwerp zichzelf nauwelijks herkent maar waarvan iedereen roept: ‘Maar zo zie jij eruit, dit bén jij’? Of blijft iemands diepste innerlijk alleen dan aan het lichtgevoelige materiaal kleven wanneer de fotograaf een opname uitsmeert over enkele minuten of zelfs langer?
***
Als het erop aankomt, voldoet bijna alles. Een koffer. Een hand. Een papieren zak. Een krant. Ook achter een ijzeren vuilnisblik is het goed schuilen. Voor wie? De fotograaf natuurlijk, dat nare insect met zijn zoemlens dat niet van ophouden weet, ook al sla je ernaar en duik je weg onder je jas. Hij bedient zich van magie, zo lijkt het, want zodra je hem een mep verkocht hebt, duikt er een ander op die jou in je onbesuisde doen koeltjes vereeuwigt.
Imago is alles. Fotografie kan daarbij helpen, maar de boel net zo goed saboteren. Het medium is grillig en verraderlijk tot en met. Je kunt proberen je ertegen te wapenen. Je kunt jezelf verstoppen achter je handen of onder een jas, zoals koningin Juliana graag placht te doen. Maar dan sta je op de foto naderhand dus gewoon voor aap.