Clichékiller. Over Henk Wildschut

 

 

Met idealisme kom je nog eens ergens. In India bijvoorbeeld. In 1993 liep Henk Wildschut, 26 jaar oud en in opleiding voor psychiatrisch verpleegkundige, stage in een Indiaas ziekenhuis. Hij wilde ontwikkelingswerker worden en dit leek een stap in de goede richting. Maar al snel dacht hij: ‘Wat doe ik hier in godsnaam?’. De Indiase verpleegkundigen bleken zoveel beter in het verplegen van Indiase patiënten dan hij, met zijn westerse blik en zijn westerse methoden. En ontwikkelingswerk? Wat was dat eigenlijk een jarenvijftigwoord. Na drie weken liet Henk Wildschut zijn stage voor wat ie was en stapte op de motor om het land in te trekken en te fotograferen.

Wie een tijdje met hem praat en luistert naar de verhalen die de documentairefotograaf – want dat is hij inmiddels, en misschien was hij dat altijd al wel – vertelt – en dat doet hij graag en veel – ontdekt al snel een patroon. Dit.

Henk Wildschut (45) is een bevlogen en betrokken man, een man met principes en idealen en verwachtingen. Gewapend met die principes en idealen en verwachtingen begint hij aan allerlei projecten.

 

 

Schermafbeelding-2012-10-15-om-22.25.44-592x432

Bij de opening van BRAND! in het Stadsarchief Amsterdam, 2012

 

 

Hij gaat dus naar India om ontwikkelingswerker te worden. Hij reist naar het Franse Calais om de schrijnende leefomstandigheden van illegalen te onderzoeken. Hij krijgt van het Rijksmuseum in Amsterdam de opdracht om het onderwerp ‘voedsel’ te fotograferen (daar is hij op dit moment nog volop mee bezig) en neemt zich voor om eens een keer ‘een lekkere activistische serie’ te maken, zo’n fijn ongenuanceerd verhaal over de nadelen van onze huidige voedselvoorziening met de nadruk op drama.

Maar. Halverwege gaat dat soort projecten altijd anders dan gepland. De fotograaf begint te lezen. Hij spreekt mensen. Hij is aanwezig bij discussies en debatten, hij kijkt om zich heen. En dan komt het omslagpunt. ‘Dan krijg ik een soort overview van mezelf’, zegt Henk Wildschut. Dan is het alsof hij een stukje boven zichzelf en boven de situatie gaat zweven en dan denkt hij steeds: ‘Dit klopt niet’. De situatie blijkt nooit zo zwart-wit of ideaal als hij van tevoren had gedacht.

Goedbedoelende westerse verplegers in India hebben een boel schade veroorzaakt aan bestaande medische structuren. De Afrikaanse, Indiase en Pakistaanse illegalen in Calais zijn niet louter zielig. De status van onze huidige voedselindustrie is het resultaat van een ingewikkeld en in elkaar grijpend systeem dat op geen enkel moment alleen maar goed of alleen maar slecht is. Hij bedoelt maar: er is altijd een andere kant.

Idealisme maakt plaats voor realisme. En dat is het punt waarop Henk Wildschut, wiens verzamelde werk vanaf aanstaande zondag te zien is in Museum Jan Cunen in Oss, begint met fotograferen. Dan komt hij tot een project als Shelter, waaraan hij op en af vijf jaar werkte. Op objectieve en geconcentreerde wijze verhaalt die fotoserie over de humane aspecten van een illegaal tentenkamp in een bos bij Calais, waar (vooral) jongemannen eindeloos wachten tot ze de oversteek kunnen maken naar Engeland, in de hoop daar een nieuw bestaan op te bouwen.

 

 

Shelter: Calais, Frankrijk, februari 2009

Shelter: Calais, Frankrijk, februari 2009

 

 

Shelter: San Clemente, Spanje, september 2007

Shelter: San Clemente, Spanje, september 2007

 

 

Op de foto’s van Wildschut zijn die illegalen zelf nauwelijks te bekennen. Slechts de kleurige tentjes die ze bouwden van zeil, vrolijk gekleurde dekens en plastic zakken tussen de kale takken zijn te zien (Wildschut fotografeerde er vooral ‘s winters, wanneer er geen uitzichtbelemmerende blaadjes aan de bomen zaten) en hier en daar een netjes onderhouden interieur. Het oogt allemaal heel sec, helder en relativerend. Illegaliteit – was dat niet iets heel ergs?

Shelter gaat niet over het drama van die mannen’, zegt Wildschut. Drama zien we al genoeg in de media, waar illegalen volgens hem maar op twee manieren kunnen worden afgeschilderd: als deerniswekkende stakkers of als berekenende profiteurs. Zwart of wit.

‘Deze serie gaat juist over individuele kracht, over de mens áchter de illegaal. Moet je kijken: zo’n hut waar de dekentjes keurig werden opgevouwen en de jassen aan haakjes hangen. Dat ontroert me. Die jongens zijn ook gewoon opgevoed door een moeder.’ Dat soort veelzeggende details wil Wildschut belichten, zonder te oordelen en zonder zijn publiek een gevoel van medelijden met die arme illegalen op te leggen.

 

 

Shelter: Duinkerken, Frankrijk, mei 2010

Shelter: Duinkerken, Frankrijk, mei 2010

 

 

Wat hij dan wil? ‘Mensen laten nadenken over hun eigen vooroordelen.’ Hij wil met zijn objectieve, genuanceerde beelden reageren op de dramatische clichébeelden die je al zo vaak hebt gezien in kranten en op de televisie. Daarom kiest Wildschut graag onderwerpen uit waar al een breed gedragen beeld van bestaat, waar al een soort maatschappelijk oordeel over is geveld: dit is goed en dat is fout.

‘Mijn werk bestaat bij de gratie van voorkennis. Mensen moeten al een bepaald idee hebben over het onderwerp. Shelter had geen enkele zin gehad als niemand ooit van Calais en het illegalenprobleem had gehoord en er een voorgevormde mening over had gehad. Dan had mijn fotografie veel uitgesprokener moeten zijn, had ik misschien juist wel het drama moeten opzoeken.’

Voor het gemak rekent Wildschut zichzelf tot zijn eigen publiek. Hij herkent de vooringenomenheid ten opzichten van die grote thema’s, hij heeft die vooringenomenheid zelf ook.

Als kind was hij doodsbang voor groepjes mannen, voor de rauwheid, de dreiging die ervan uitging. Het maakte dat hij jaren later, gewapend met zijn camera, de confrontatie aanging met die groepen. Hij trok de haven van Amsterdam in, op zoek naar stoere, noeste arbeiders – maar zijn lens ving eigenlijk alleen maar lieve, schuchtere havenwerkers.

 

 

A'DAM DOC.k (met Raimond Wouda): Shipdock, 2002

A’DAM DOC.k: Shipdock, 2002

 

 

In 2001 betrad hij samen met collega Raimond Wouda het Indiase asbestschip Sandrien, dat voor anker lag in Amsterdam en nooit meer terug zou varen, een tanker vol mannen uit India en Pakistan. Terwijl Nederland allang en breed weer andere hypes najoeg, bleven hij en Wouda anderhalf jaar lang vastleggen wat er op het schip gebeurde. Wildschut vertaalde de abstracte afstandelijkheid van die groep onbekende en onbeminde mannen naar een menselijke maat door middel van onpartijdige, maar tedere portretten.

 

 

Sandrien: Balbier, 2001

Sandrien: Balbier, 2001

 

 

‘Met elk project word ik minder naïef’, zegt hij. Elk project betekent een ommezwaai van wat hij dacht zeker te weten, een afrekening met clichés.

Maar niemand is ooit honderd procent consequent. Ook Henk Wildschut niet. Er zijn momenten waarop hij clichés nodig heeft, omdat het beeld daar beter van wordt. In 2004 monsterde Wildschut, in opdracht van het Amsterdamse Scheepvaartmuseum, aan op een vrachtschip dat met een lading zout naar New York vertrok.

Ja, dacht de fotograaf, nú ga ik het meemaken: de echte zeemansromantiek van naar oceaan ruikende mannen en elke avond porno kijken in de kajuit. Benen op tafel, biertje erbij. Maar: ‘Niets daarvan’. Hij klinkt nog steeds teleurgesteld. ‘Ze hadden niet eens tatoeages.’

Het leven aan boord van het schip was één grote Groundhog Day: elke dag hetzelfde. Het uitzicht was saai en de zeemannen zaten liever thuis. Uit pure verveling richtte hij zijn camera op de zee. Hij ging in zijn eentje in de kajuit zitten bier drinken. En hij tekende met viltstift zelf een anker op de spierbal van een zeebonk. Soms, heel soms, moet je clichés een beetje omarmen.

 

 

harriett-15-333x432

Man At Sea, 2004

 

 

Henk Wildschut: Solo. T/m 25 augustus in Museum Jan Cunen, Oss.  Publicatie €17,50.

Gepubliceerd in de Volkskrant op 1 februari 2013

IMG_1549

 

 

 

‘Het is niet per definitie zo dat documentairefotografie in een museum moet hangen. Dat was in elk geval nooit mijn doel. Mijn werk heeft een aantal stadia doorlopen. Het is geplaatst in tijdschriften, in kranten, het is tentoongesteld als documentaireprojecten en nu hangt het in een museum voor beeldende kunst. Dat is een fijne bijkomstigheid, maar ik waak ervoor dat mijn werk alleen nog bedoeld is voor het kunstpubliek.’

‘Ik ben een verhalenverteller. Mijn foto’s hebben een context nodig en die is voor elk medium weer anders. In een tijdschrift vertel ik een ander verhaal dan in het museum. Deze tentoonstelling geeft een overzicht van mijn werk, maar niet van ál mijn werk. Ik wilde per se niet alleen maar “de highlights van Henk Wildschut” laten zien.’

‘Ik wil een nieuw verhaal vertellen, afhankelijk van de ruimte van het museum. En ja, daarvoor heb ik me soms laten leiden door soms museale overwegingen. Hier en daar heb ik de foto’s een beetje – niet helemaal! – losgeweekt van hun oorspronkelijke context. De meest museale opstelling is die waarin je drie monumentale foto’s van de oceaan ziet en een video van een bord soep dat danst op de golven. Ik hoop dat mensen een gevoel van eenzaamheid krijgen als ze dat zien.’

 

 

Man At Sea, 2004

Man At Sea, 2004

 

 

 

Overstekende olifanten

In 1993 reisde Henk Wildschut op de motor door India. Hij had zijn camera met zwart-wit rolletje op de brandstoftank gemonteerd en fotografeerde zo alles wat hij de moeite waard vond: overstekende olifanten, mensen langs de weg, het landschap. Hij maakte portretten, als een dorpsfotograaf. Die eerste fotoserie werd tot zijn grote verbazing als portfolio afgedrukt in het fotografieblad Focus. ‘Ik weet het nog precies: ik kwam terug van de nachtdienst als verpleegkundige en werd gebeld: of ik geïnterviewd wilde worden, ik was toch onlangs afgestudeerd aan de kunstacademie in Den Haag? Nee, zei ik. Ik moet nog beginnen.’

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s