Opmerking vooraf.
Dit stuk gaat niet over kleding. Maar omdat ik in afwachting ben van mijn nieuwe website, waarop ik naast stukken over kleding ook artikelen over fotografie en beeldende kunst zal plaatsen, parkeer ik het voorlopig hier.
***
De vrouw van de taxichauffeur die mij naar Schiphol bracht mist sinds drie jaar zowel haar handen als haar voeten. Ze had voedselvergiftiging opgelopen, vertelde de taxichauffeur, die Rob heette, ze was bijna dood geweest, maar toen de dokters haar handen en voeten hadden geamputeerd ging het beter. Ze bleef leven. Sindsdien zorgt Rob voor haar.
Robs vrouw kan niet veel meer, maar stofzuigen kan ze nog wel. Ze heeft voetprothesen waarop ze kan lopen. Handprothesen gebruikt ze niet. Wie geen handen meer heeft, zweet via de armen, wist Rob te vertellen. En dat is niet handig wanneer je handprothesen hebt, want die moeten vacuüm trekken op een droog oppervlak. Was de vrouw van Rob net lekker aan het stofzuigen, hing er ineens een losse hand aan de slang. Nu stofzuigt ze zonder handen. Het was een beeld dat zich maar moeilijk kon nestelen in mijn hoofd.
Ik was Rob en zijn vrouw totaal vergeten. Ik moest een vliegtuig halen en daarna een trein, ik moest de weg vinden in Londen, zag van alles onderweg en raakte afgeleid. Ik dacht pas weer aan het gesprek in de taxi toen ik in de enorme Turbine Hall van Tate Modern stond en aangesproken werd door een vrouw, een meisje eigenlijk. Een meisjesachtige vrouw.
Ze had zich losgemaakt uit een kluwen mensen, die zich als een wolk spreeuwen door de enorme ruimte bewoog, rennend, dansend, zingend, dartelend, spelend. Samen waren die mensen een kunstwerk, een kruising tussen een modern ballet, de drukte op een schoolplein en een flash mob.
Het kunstwerk was bedacht door de kunstenaar Tino Sehgal. Sehgal maakt geen schilderijen, foto’s of sculpturen, maar verzint performances en brengt museumbezoekers in contact met mensen die hij inhuurt om – nou, vooral om mens te zijn eigenlijk. Sehgal confronteert zijn kunstpubliek feitelijk met het dagelijkse leven, waarin je voortdurend anderen ontmoet en wildvreemden soms een intiem praatje met je aanknopen terwijl je samen staat te wachten op de trein. Dat – wanneer je er even bij stilstaat – ronduit gekke, wonderbaarlijke alledaagse leven dat we desondanks en alleen maar vanwege de context geen kunst noemen.
Dat alles wist ik toen ik in de Turbine Hall de rennende menigte stond te filmen en die meisjesachtige vrouw ineens voor mijn neus opdook. Ik wist, ondanks deze verrassingsaanval, dat zij ‘een Tino Sehgal’ moest zijn en daarom was ik nog voordat zij haar mond opendeed op mijn hoede. Omdat dit niet het echte leven was.
‘So… uhm…’, zei ze, alsof ze terugkwam op een gesprek dat we eerder hadden, en ze stapte even subtiel opzij, waarmee ze aangaf dat ze niet gefilmd wilde worden. Ze stelde zich niet voor, ze gaf geen hand of introductie, ze begon gewoon te vertellen. Ze sprak Engels met een charmant Frans accent.
Ze vertelde dat ze verliefd was geworden op een jongen die ook bijna dagelijks door de Turbine Hall rende en met wie ze twee maanden lang een intense verstandhouding had gehad. Ze hadden geen seks gehad, zei ze, dat niet, ze hadden gezoend, dat wel, maar daar ging het eigenlijk niet om. Het ging erom dat ze nog nooit zo’n sterke band met een man had gevoeld, zo’n diepe emotionele verbondenheid. Maar ineens was het over, zei ze. Van de ene op de andere dag verslapte zijn belangstelling en hoorde ze verhalen over hem, die gingen over andere vrouwen en leugens en gefoefel. En nu vroeg ze zich af: kon ze haar eigen ervaringen nog wel vertrouwen? Was dat wat ze samen hadden gedeeld wel echt geweest, en authentiek?
Dat was precies wat ik me tijdens ons ‘gesprek’ stond af te vragen. Hoe echt was dit? De eerste paar minuten wist ik me geen raad met de situatie. Ik stond glazig glimlachend naar haar te kijken en knikte zo af en toe beleefd. Was het de bedoeling dat ik iets terugzei? En moest dat dan diepfilosofische en kunstzinnige raadgeving zijn, zo van: ‘Nou meid, zoals Jacques Derrida al zei, is liefde het gevangen zitten tussen het Wie en het Wat’?
Maar gaandeweg begon ik te beseffen dat degene met wie ik praatte haar verhaal weliswaar in opdracht van een kunstenaar aan mij vertelde, en dat wij ons met zijn tweeën inderdaad in een geconstrueerd kunstvacuüm bevonden, maar dat haar verhaal wel degelijk echt was. Dat weet ik omdat ik haar eerst een paar gedetailleerde strikvragen stelde, waarop ze heel natuurlijk antwoordde, en toen sloeg mijn argwanende houding ineens om in een intermenselijke belangstellende. Je kunt toch moeilijk een beetje stom staan glimlachen wanneer iemand, ook al is het een wildvreemde, haar hart bij je uitstort en je zelfs om advies vraagt. Bovendien: ze raakte me.
We vonden in die vijf minuten dat ons gesprek duurde geen directe oplossing voor haar liefdesprobleem. Ik bracht in dat ze zo eerlijk mogelijk moest zijn. Tot die conclusie was ze zelf ook gekomen. Toen zei ze: ‘Dankjewel. Ik zag je staan en wilde je graag mijn verhaal vertellen. I chose you’, en liep weg.
Toen dacht ik dus aan Rob de taxichauffeur. Ook hij had mij een persoonlijk verhaal verteld, zonder dat ik daarom had gevraagd. Ook dat verhaal had me geraakt. Maar het was geen kunst. Rob had niet van tevoren bedacht dat hij mij dit verhaal ging vertellen – goed, tenzij hij het aan al zijn klanten vertelt in de hoop dat ze hem uit medelijden een flinke fooi geven, maar in dat geval zou Rob een oplichter zijn en dat geloof ik niet.
De liefdesverdrietige vrouw in de Turbine Hall was eveneens geen oplichter. Ook al sprak ze me aan alleen omdat ze daarvoor als kunstwerk was ingehuurd, dan nog deed ze dat omdat ze geloofde in dat wat Tino Sehgal met dit soort ontmoetingen wil bereiken: dat de zintuigen van zijn publiek op scherp staan. Dat mensen zich openen voor de kunst in het museum én voor het leven op straat, met nieuwe ogen kijken en met andere oren luisteren.
En dat is precies wat zij bij mij bewerkstelligde. Ze zorgde er niet alleen voor dat ik de tentoonstellingen in Tate Modern met hernieuwde belangstelling ging bekijken, maar ook dat ik mijn ontmoeting met Rob de taxichauffeur onder loep legde.
Twee ontboezemingen op één dag – en ik wist nu dat het helemaal niet ging om de vraag welk gesprek authentieker en daardoor waardevoller was. Nee, de kostbaarste constatering was dat ik de kunst nodig had gehad om tot die conclusie te komen. Alleen een kunstwerk is in staat om het alledaagse leven zo uit te vergroten dat het echte leven met terugwerkende kracht betekenis krijgt, ook al wist je nog zo zeker dat je dat inmiddels wel onder de knie had, echt leven.
De video’s die ik maakte kun je zien via deze links: http://youtu.be/adKd4Qitqdg en http://youtu.be/JDLxu9bj3Fs
Aan het einde van het eerste filmpje manifesteert zich de meisjesachtige vrouw. In het tweede filmpje staat ze (in rode jurk) te zingen met haar collega’s. De laatste minuut is donker, want het licht speelt ook een rol in de performance.
De foto is afkomstig van http://makemeaoffer.blogspot.nl/2012/08/tino-sehgal-in-tate-modern.html
hiske.bem@planet.nl
Wat een prachtig nieuw stuk! Wanneer ga je dit allemaal eens bundelen. Daar kijk ik naar uit!!